Duitsland / Biografie

​​Bernhard Frerking​


Deel


Bernhard Frerking (1 december 1912 - 6 juni 1944) werd geboren in Hannover. Hij werd op jonge leeftijd lid van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Als eerste luitenant werd Frerking ingezet voor de strijd tegen Operatie Overlord in 'Widerstandsnest 62'. Hij verwierf enige bekendheid als overste van Heinrich Severloh, het zogenaamde 'Beest van Omaha Beach'.

Bernhard Frerking werd op 1 december 1912 in Hannover geboren als zoon van Bernhard en Marie Frerking. Op 1 mei 1933 werd hij lid van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) in de Gau Südhannover-Braunschweig. Zijn lidmaatschapsnummer was 2313093.

Tussen 1933 en 1935 ging Frerking naar Dortmund om te studeren aan de Universiteit voor Lerarenopleiding. Hij was sinds 1934 (en misschien al wel eerder) lid van de plaatselijke Sturmabteilung (SA). Frerking voltooide zijn studie als Organist und Lehrer für den Musikunterricht an Volksschulen. Daarna werkte hij als leraar en organist in Latferde bij Grohnde/Hameln-Pyrmont. Vanaf juni 1936 was hij ook parttime koordirigent van een zangvereniging.

Op 1 augustus 1936 trouwde hij met Marlies Marckmann. Ze kregen drie kinderen (1937, 1939 en 1944). In dezelfde maand werd hij opgeroepen voor militaire dienst bij de veldartillerie in Fallingbostel. Tijdens de oorlog werd Frerking vanaf 1940 ingezet bij artillerieregiment 216, eerst aan het westfront en tussen 1942-1943 aan het oostfront. Frerking werd voor het laatst ingezet als luitenant-kolonel en vuurleidingsofficier bij de Atlantikwall in Widerstandsnest 62.

Frerking was de meerdere van Heinrich Severloh, die bekendheid verwierf als het 'Beest van Omaha'. Als mitrailleurschutter van Widerstandsnest 62, doodde Severloh honderden Amerikaanse soldaten die op Omaha Beach landden tijdens Operatie Overlord. Severloh was ervan overtuigd dat Frerking zijn leven redde met het bevel "Jij springt hierna!", toen de positie niet langer kon worden vastgehouden. Frerking zelf werd gedood door een schot in het hoofd, terwijl hij probeerde zich terug te trekken uit het Widerstandsnest.

Hij werd aanvankelijk begraven op de begraafplaats van St. Laurent-sur-Mer. Later werd hij overgebracht naar de oorlogsbegraafplaats La Cambe, blok 7, rij 3, graf 89. Zijn moeder vroeg de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. in de jaren '50 verschillende keren om een toelage om het graf van haar zoon te bezoeken. Dit gebeurde uiteindelijk toen ze bewees dat haar zoon een lokale groepsleider van de Volksbund was geweest.