Polen / Biografie

Rose Lipszyc


Deel


Rose Lipszyc was een Joods meisje uit Lublin dat ternauwernood wist te ontkomen aan deportatie naar een vernietigingskamp. Een boer die ze kende, regelde doopgegevens voor haar waardoor ze de oorlog kon overleven als dwangarbeider in nazi-Duitsland.

Rose Lipszyc werd in 1929 in Lublin geboren als Rózia Handelsman. Ze had twee broers: Icek en Henio. Haar vader Lejzor Handelsman was kleermaker. Haar moeder Dwora, opgeleid tot boekhoudkundige, was huisvrouw. Het gezin woonde aan Grodzka 30 in de Oude Stad, waar de energieke Rózia met haar vrienden en vele neven en nichten speelde. 

Rózia was tien jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. In 1941 vertrok de familie naar Osmolice, een plattelandsdorp in de buurt van Lublin. De Handelsmannen verdienden de kost door op het land te werken en spullen te verkopen; vader verdiende geld met naaien. 

Op 16 maart 1942 begonnen de nazi’s in het kader van Aktion Reinhard met de deportatie van Joden uit het Generaal-gouvernement naar vernietigingskampen. Op 13 oktober kwamen Rózia en haar gezin terecht in het getto van Bełżyce, waar mannen werden gescheiden van vrouwen met kinderen. Rózia, haar moeder en haar jongere broer werden ingedeeld in een groep die naar het station werd gedreven. "Ik kan niet geloven dat de hele wereld gek geworden is! Er moet iemand zijn die je kan helpen. Ik weet het zeker!" zei haar moeder tegen Rózia, terwijl ze haar dochter met blauwe ogen en blond haar naar de kant van de weg duwde. Ze herinnert zich dat moment als volgt: "Ik was zo bang. De laatste Duitse bewaker benaderde me en vroeg of ik Joods was. Toen schreeuwde een Pool, die achter op een kar zat: Zie je niet dat ze Pools is? Toen bleef ik alleen achter op die weg." 

Rózia kwam aan bij een boer die ze kende in het dorp Nowiny bij Krężnica Jara. Stanisław Jabłoński gaf haar de doopakte van zijn dochters en stuurde haar naar Lublin, waar haar tante nog steeds in de restanten van het getto verbleef. Dankzij de doopakte van de boer werden de Joodse Rózia Handelsman (13 jaar) en Róża Finkielsztajn (21 jaar) als de Poolse zusters Helena en Leokadia Jabłoński naar Duitsland gestuurd om dwangarbeid te verrichten. 

Bijna drie jaar lang werkten ze in een fabriek in Bremen. Het was een tijd van honger, zwaar werk en constante angst dat hun Joodse afkomst zou worden onthuld. Hun 'vader' Stanisław probeerde hun valse identiteit te beschermen door brieven en voedselpakketten te sturen. Hiermee zette hij zijn eigen leven en dat van zijn familie op het spel. 

Na de bevrijding vertrok Rózia naar Palestina. In 1952 verhuisde ze samen met haar man Jakub Lipszyc naar Canada. 

Rose Lipszyc ontmoet nog steeds Canadese en Poolse jongeren om als 'getuige van de geschiedenis' te vertellen over haar oorlogservaringen. In 2019 kregen Stanisław Jabłoński en zijn vrouw Maria postuum de titel Rechtvaardige onder de Volkeren.