After the bridges of Nijmegen had been taken by the Allies in Operation Market Garden and the city liberated, the occupying forces were determined to prevent the Allies from advancing further into the north and east of the Netherlands. One of the ways they tried to do this was by blowing up the river dikes. In December 1944, explosives were used to create a 100-metre breach in the Ooijpolder dike. The effects were not immediately visible because it was a harsh winter (famine winter) and the river was low. When the thaw came a month later and the river level rose sharply, the polder was flooded. This happened just as the Allied armies began the Rhineland offensive (Operation Veritable).The sudden flooding of the polder had two advantages for the occupying forces: first, the water created an obstacle that slowed the Allied advance, and second, it reduced the size of the front line. However, the Canadian Army units sent to liberate the Ooijpolder and Duffelt at the start of the Rhineland offensive were well prepared and had already gained experience in amphibious warfare at the Battle of the Scheldt. Despite this, the water caused additional delays and casualties. In the end, the self-inflicted flood proved more inconvenient to the German forces, who were soon forced to abandon their position in the polder.The inhabitants of the Ooijpolder and Duffelt had already been evacuated in October 1944 and could not return to their villages until the spring of 1945. By then the water had disappeared. When they returned, they found that the water had done a lot of damage.

20240508_130819.jpg

Photo taken by Canadian reconnaissance unit on 24 December 1944, in which breaches can already be seen in the Erlecomsedam dike

buffalos.png

kaliwaalpaneel.jpg

Map showing the flooding in the Betuwe and the Ooijpolder. The Ooijpolder can be seen in the right-hand corner below. 

Water as a Weapon

Nadat bij Operatie Market Garden de bruggen van Nijmegen door de geallieerden werden ingenomen en de stad was bevrijd, wilde de bezetter tegen elke prijs voorkomen, dat de geallieerden verder naar het noorden en oosten van Nederland zouden doordringen. Een van de manieren waarop ze dit probeerden te voorkomen, was het opblazen van de rivierdijk. Zo werd in december 1944 met springstof een bres van 100m geslagen in de Ooijpolderdijk. De effecten waren niet meteen zichtbaar want er was sprake van streng winterweer (hongerwinter) en de rivier stond laag. Toen een maand later &nbsp;plotselinge dooi intrad en het rivierpeil sterk steeg, overstroomde de polder. Dat gebeurde juist op het moment dat de geallieerde legers het Rijnlandoffensief (Operatie Veritable) begonnen.De plotselinge overstroming van de polder had twee voordelen voor de bezetter: ten eerste vormde het water een hindernis, waardoor de geallieerde opmars werd afgeremd en ten tweede zorgde het voor een verkleining van de frontlinie. De Canadese legereenheden die bij de start van het Rijnlandoffensief opdracht kregen de Ooijpolder en Duffelt te bevrijden, waren echter goed voorbereid en hadden bij de Slag om de Schelde al de nodige ervaring opgedaan met amfibische oorlogvoering. Toch zorgde het water voor extra vertraging met extra slachtoffers als gevolg. Uiteindelijk bleken de Duitsers meer hinder van de door henzelf veroorzaakte overstroming te ondervinden en ze moesten al snel hun positie in de polder opgeven.De bewoners van de Ooijpolder en Duffelt waren reeds in oktober 1944 geëvacueerd en konden pas in het voorjaar van 1945 terugkeren naar hun dorpen. Toen was het water weer verdwenen. Bij hun terugkeer moesten ze vaststellen dat het water grote schade had aangericht. Nachdem die Alliierten im Rahmen der Operation Market Garden die Brücken von Nimwegen eingenommen und die Stadt befreit hatten, wollten die Besatzungstruppen um jeden Preis verhindern, dass die Alliierten weiter in den Norden und Osten der Niederlande vordrangen. Dies wollten sie unter anderem durch die Sprengung des Deichs verhindern. So wurde im Dezember 1944 mit Sprengstoff eine 100 m lange Bresche in den Ooijpolderdeich gesprengt. Die Auswirkungen waren nicht sofort sichtbar, denn es herrschte strenges Winterwetter und der Fluss war niedrig. Als einen Monat später ein plötzliches Tauwetter einsetzte und der Flusspegel stark anstieg, wurde der Polder überflutet. Dies geschah genau zu dem Zeitpunkt, als die alliierten Armeen die Offensive im Rheinland (Operation Veritable) begannen.Die plötzliche Überflutung des Polders hatte für die Besatzungstruppen zwei Vorteile: Erstens stellte das Wasser ein Hindernis dar, das den Vormarsch der Alliierten verlangsamte, und zweitens verringerte es die Länge der Frontlinie. Die Einheiten der kanadischen Armee, die zu Beginn der Rheinlandoffensive mit der Befreiung des Ooijpolders und von Duffelt beauftragt waren, waren jedoch gut vorbereitet und hatten bereits in der Schlacht an der Schelde Erfahrungen in der amphibischen Kriegsführung gesammelt. Dennoch verursachte das Wasser zusätzliche Verzögerungen, die zu weiteren Verlusten führten. Letztendlich erwies sich das selbstverschuldete Hochwasser für die Deutsche Soldaten selber als lästiger und sie mussten ihre Stellung im Polder bald aufgeben.Die Bewohner des Ooijpolders und von Duffelt waren bereits im Oktober 1944 evakuiert worden und konnten erst im Frühjahr 1945 in ihre Dörfer zurückkehren. Zu diesem Zeitpunkt war das Wasser bereits wieder verschwunden. Bei ihrer Rückkehr mussten sie feststellen, dass das Wasser große Schäden angerichtet hatte.

 Water als Wapen Wasser als Waffe

To relieve the men of lieutenant colonel Frost at the road bridge and to help defend this bridge, the battalion commanders of three British battalions near Lombok decide to make a joint attack on the German line between them and the road bridge. They decide that the 1st Parachute Battalion will advance via Onderlangs, while the South Staffordshires will attack from the Utrechtseweg. A third battalion, the 11th Parachute Battalion, will be kept in reserve.Owing to various circumstances, the attack of the South Staffs begins half an hour after that of the paratroopers at Onderlangs. This enables the Germans to focus on both groups separately.When the South Staffs advance via the Utrechtseweg, all goes rather well until they pass the St Elisabeth Hospital. In the area between the hospital and the school, which was almost completely open at the time, the British soldiers come under heavy fire from two sides; from houses to the north of the railway line and from the factory south of the Rhine. From that moment on, the advance proceeds with more difficulties and casualties, but around half past six in the morning, the South Staffs manage to reach the museum and the houses across the street.The British soldiers take up positions here. Some platoons occupy the houses on the north side of the Utrechtseweg, while other units occupy the museum. Mortars are set up in the hollow just to the west of the museum. Because of the fierce German opposition, they are prevented from advancing further into the city. The reserve battalion is called up to assist in the attack by attacking between the Utrechtseweg and the railway line.However, this attack fails to materialise, because the Germans launch a counterattack on the Utrechtseweg from the direction of the Station. Not only the German infantry participates in this attack, but also German armoured vehicles from which the South Staffs can hardly protect themselves. Slowly and methodically, the Germans fight their way forward. The South Staffs are increasingly hard-pressed, and they are running out of ammunition. After eleven o'clock, the remaining British decide to pull back in the direction of Lombok, but large part of them are unable to get away. Of the 767 men who landed at Arnhem, only 375 are left at the end of the day. Major Cain, the commanding officer of B Company of the South Staffordshire Regiment, would later refer to this day as “the Waterloo of the South Staffs”.

21-15832.jpg

Op 19 september 1944 trekken Duitse troepen en tanks over de Utrechtseweg ter hoogte van het gemeentemuseum.

nl-ahglda_1560_5655.jpg

The Waterloo of the South Staffordshires

Om de mannen van luitenant-kolonel Frost bij de verkeersbrug te ontzetten en te helpen deze brug te verdedigen, besloten de bataljonscommandanten van drie Britse bataljons nabij Lombok om een gezamenlijke aanval in te zetten op de Duitse linie tussen hen en de verkeersbrug. Zij besloten dat het 1e Parachutistenbataljon via Onderlangs zou optrekken, terwijl de South Staffordshires via de Utrechtseweg zou aanvallen. Een derde bataljon, het 11e parachutistenbataljon, bleef in reserve. Door verschillende omstandigheden begon de aanval van de South Staffs een half uur later dan die van de parachutisten op Onderlangs. Dit maakte het de Duitsers mogelijk zich op beide groepen afzonderlijk te focussen.Toen de South Staffs via de Utrechtseweg naar voren trokken, ging het allemaal vrij voorspoedig totdat zij voorbij het St Elisabeth Gasthuis kwamen. In het toentertijd vrijwel open gebied tussen het ziekenhuis en de school werden de Britse soldaten van twee kanten hevig beschoten; vanaf huizen ten noorden van de spoorlijn en vanuit de fabriek ten zuiden van de Rijn. Vanaf dat moment ging de opmars moeizamer en met de nodige verliezen. Toch wisten de South Staffs tegen 06:30 uur het museum en de huizen aan de overkant te bereiken. Hier namen de Britse soldaten posities in. Een aantal pelotons bezetten de huizen de noordkant van de Utrechtseweg, terwijl een aantal andere eenheden het museum bezetten. Mortieren werden opgesteld in het dalletje net ten westen van het museum. Door de hevige Duitse weerstand lukte het ze niet om verder de stad in te trekken.Het reservebataljon werd opgeroepen om te assisteren in de aanval en tussen de Utrechtseweg en de spoorlijn aan te vallen. Deze aanval kwam echter niet op gang omdat de Duitsers de tegenaanval inzetten langs de Utrechtseweg vanuit de richting van het Station. Daarbij viel niet alleen Duitse infanterie aan, maar ook Duitse pantservoertuigen waartegen de Britten slechts weinig bescherming hadden. Langzamerhand en methodisch vochten de Duitsers zich een weg naar voren. De South Staffs kwamen steeds verder in het nauw en de munitie raakt op. Na 11:00 uur besloten de overgebleven Britten terug te vallen richting Lombok, maar een groot deel van hen lukte het niet meer om te ontkomen. Van de 767 manschappen van de South Staffordshires die bij Arnhem waren geland, waren aan het einde van de dag nog maar 375 over. Majoor Cain, de commandant van B Compagnie van de South Staffordshire Regiment zou later naar deze dag refereren als “het Waterloo van de South Staffs”. Um die Männer von Oberstleutnant Frost an der Straßenbrücke zu entlasten und bei der Verteidigung der Brücke zu verstärken, beschließen die Befehlshaber von drei britischen Bataillonen bei Lombok, einen gemeinsamen Angriff auf die deutsche Linie zwischen ihnen und der Straßenbrücke zu unternehmen. Sie beschließen, dass das 1. Fallschirmjägerbataillon über Onderlangs vorrücken wird, während die South Staffordshires über den Utrechtseweg angreifen. Ein drittes Bataillon, das 11. Fallschirmjägerbataillon, dient als Reserve.Aufgrund verschiedener Umstände greifen die South Staffs eine halbe Stunde später an als die Fallschirmjäger auf Onderlangs. Dadurch erhalten die Deutschen die Möglichkeit, sich auf beide Gruppen zu konzentrieren.Als die South Staffs über den Utrechtseweg voranschreiten, läuft zunächst alles nach Plan, bis sie am St. Elisabeth Gasthuis vorbeikommen. Auf dem damals noch fast freien Gelände zwischen Krankenhaus und Schule gerieten die britischen Soldaten von zwei Seiten unter heftigen Beschuss; aus Häusern nördlich der Eisenbahnlinie und aus der Fabrik südlich des Rheins. Von diesem Moment an gestaltet sich der Vormarsch schwieriger und sind entsprechende Verluste zu beklagen, aber um 6:30 Uhr erreichen die South Staffs das Museum und die Häuser auf der anderen Seite.Dort nehmen die britischen Soldaten ihre Stellung ein. Einige Truppeneinheiten besetzen die Häuser auf der Nordseite des Utrechtsewegs, während andere Einheiten das Museum besetzen. Im kleinen Tal westlich des Museums werden Mörser aufgestellt. Aufgrund des starken deutschen Widerstands können sie nicht weiter in die Stadt vordringen. Das Reservebataillon wird als Unterstützung beim Angriff einberufen und soll die Deutschen zwischen Utrechtseweg und Eisenbahn angreifen.Dieser Angriff kam jedoch nicht zustande, da die Deutschen einen Gegenangriff entlang des Utrechtsewegs aus Richtung Bahnhof starten. Dabei greift nicht nur die deutsche Infanterie an, sondern auch deutsche Panzerfahrzeuge, vor denen die South Staffs sich kaum schützen können. Langsam und methodisch erkämpfen sich die Deutschen einen Weg nach vorne. Die South Staffs werden zunehmend in die Enge getrieben. Außerdem geht ihnen die Munition aus. Nach 11:00 Uhr beschließen die übrig gebliebenen Briten, sich in Richtung Lombok zurückzuziehen, aber ein Großteil von ihnen kann nicht entkommen. Von den 767 Männern, die in Arnheim gelandet waren, waren am Ende des Tages nur noch 375 übrig. Major Cain, Kommandant der B-Kompanie des South Staffordshire Regiments, bezeichnete diesen Tag später als „das Waterloo der South Staffs“. Pour soulager les hommes du lieutenant-colonel Frost au pont routier et pour les aider à défendre le pont, les commandants de trois bataillons britanniques près de Lombok décident d’attaquer ensemble la ligne allemande qui les sépare du pont routier. Ils décident que le 1st Parachute Battalion avancera par l’Onderlangs, tandis que les South Staffordshires attaqueront par l’Utrechtseweg. Un troisième bataillon, le 11&nbsp;th Parachute Battalion, sera gardé en réserve.Pour diverses raisons, l’attaque des South Staffs commence une demi-heure après celle des parachutistes à Onderlangs. Ce retard permet aux Allemands de se concentrer sur les deux groupes séparément.Lorsque les South Staffs avancent par l’Utrechtseweg, tout se déroule plutôt bien jusqu’à ce qu’ils passent l’hôpital Sainte-Élisabeth. Dans la zone qui sépare l’hôpital et l’école, presque entièrement ouverte à l’époque, les soldats britanniques essuient de lourds coups de feu provenant de deux côtés&nbsp;: des maisons au nord de la ligne de chemin de fer et de l’usine au sud du Rhin. À partir de là, les difficultés et les pertes se multiplient, mais les South Staffs parviennent à atteindre le musée et les maisons de l’autre côté de la rue vers six heures et demie du matin.Les soldats britanniques y prennent position. Certains pelotons occupent les maisons du côté nord de l’Utrechtseweg, tandis que d’autres unités occupent le musée. Des mortiers sont installés dans le creux juste à l’ouest du musée. L’opposition féroce des Allemands les empêche de continuer d’avancer dans la ville. Le bataillon de réserve est appelé à participer au combat en attaquant entre l’Utrechtseweg et la ligne de chemin de fer.Cependant, cette attaque ne se concrétisera jamais, car les Allemands lancent une contre-attaque sur l’Utrechtseweg depuis la gare. Non seulement l’infanterie allemande participe à cette attaque, mais aussi les véhicules blindés allemands, dont les South Staffs peuvent difficilement se protéger. Les Allemands progressent lentement et méthodiquement. Les South Staffs sont de plus en plus en difficulté et à court de munitions. Après onze heures, les Britanniques restants décident de se replier en direction de Lombok, mais la majorité d’entre eux ne parvient pas à s’échapper. Sur les 767&nbsp;hommes qui ont débarqué à Arnhem, il n’en reste que 375 à la fin de la journée. Le major Cain, commandant de la compagnie B du South Staffordshire Regiment, surnommera plus tard cette journée le «&nbsp;Waterloo des South Staffs&nbsp;».

 Het Waterloo van de South Stafforshires Das Waterloo der South Staffordshires Le Waterloo du South Staffordshire Regiment 

In 1944, a pontoon bridge was located here. Since the beginning of the 17th century, this had been Arnhem's only fixed connection with the south bank of the Rhine. After the opening of the road bridge in 1935, the pontoon bridge remained intact, and during the years of the German occupation, it was an important connection with the south bank again for a long time, because the road bridge had been demolished in 1940 and was not repaired again until 1943.For operation Market Garden, the Allied planners had identified three bridges in the environment as targets: the railway bridge at Oosterbeek, the road bridge in Arnhem (now: the John Frost Bridge), and the pontoon bridge. The task to take the pontoon bridge was given to a B Company under major Crawley of the British 2nd Parachute Battalion of lieutenant colonel Frost.After the landing on Renkum Heath, Crawley's unit, together with the rest of the second battalion and other units that had joined them, marched towards Arnhem via Oosterbeek-Laag. A little past the railway bridge, the column was attacked by Germans coming from the direction of Arnhem and partly entrenched at Oosterbeek-Laag station. B Company got engaged in the fighting and lost some of its men.Due to the long march and the fighting at Oosterbeek-Laag station, B Company marched into Arnhem after dark, and tried to find its way to the pontoon bridge in pitch-black dark. They did not arrive there until after two o'clock at night, and occupied buildings east of the bridge (where the access to the Nelson Mandela Bridge is situated today).&nbsp;When they arrived there, they met a number of British engineers who had already discovered that the Germans had removed the middle section from the pontoon bridge and moored it at the south bank. They were looking for boats to make the crossing, but either they were unable to find them, or the boats appeared to have been punctured.Now that the pontoon bridge had proven unusable for the British and there was nothing they could do about that, Crawley's group and the British engineers moved on to the road bridge the next morning, to reinforce lieutenant colonel Frost's group there. The pontoon bridge was to play no further part in the Battle of Arnhem.

24-29.jpg

The Boterdijk

Op deze plek lag in 1944 een schipbrug. Al sinds het begin van de 17e eeuw was dit de enige vaste verbinding van Arnhem met de zuidoever van de Rijn. Na de opening van de verkeersbrug in 1935, bleef de schipbrug behouden, en was tijdens de bezettingsjaren ook lange tijd weer een belangrijke verbinding met de zuidoever, vooral omdat de verkeersbrug in mei 1940 was vernietigd en pas in 1943 hersteld was.&nbsp;Voor operatie Market Garden hadden de geallieerde planners in de omgeving drie bruggen als doel geïdentificeerd: de spoorbrug bij Oosterbeek, de verkeersbrug in Arnhem (nu: John Frostbrug), en ook de schipbrug. De taak om de schipbrug in te nemen werd toebedeeld aan B Compagnie onder majoor Crawley van het Britse 2e parachutistenbataljon van luitenant-kolonel Frost.&nbsp;Na de landing op de Renkumse heide marcheerde Crawley’s eenheid met de rest van het tweede bataljon en andere daarbij aangesloten eenheden via Oosterbeek-Laag richting Arnhem. Net voorbij het spoorviaduct kwam de kolonne in gevecht met Duitsers die vanuit de Arnhemse kant kwamen en deels op de hoogte bij station Oosterbeek-Laag zaten. B Compagnie raakte in de gevechten verwikkeld en had enkele slachtoffers te betreuren.&nbsp;Vanwege de lange opmars en de gevechten bij station Oosterbeek-Laag kon B Compagnie pas in het donker Arnhem binnentrekken en moest in het pikkedonker zich een weg zoeken naar de schipbrug. Pas na 2 uur ’s nachts kwam zij aan en de Britse soldaten bezetten gebouwen die oostelijk van de brug lagen (in feite waar nu de oprit van de Nelson Mandelabrug ligt.&nbsp;Hier troffen zij een aantal Britse genisten aan die al hadden geconstateerd dat het middenstuk uit de schipbrug was verwijderd en aan de zuidoever was aangemeerd. Een zoektocht naar boten om toch te kunnen oversteken leverde ook niet op; de enige boten die men vond, waren lek gestoken.&nbsp;Omdat de schipbrug niet langer bruikbaar bleek voor de Britten en zij daar niet veel meer konden doen, trokken Crawley’s mannen en de Britse genisten de volgende ochtend verder naar de verkeersbrug om daar luitenant-kolonel Frost’s groep te versterken. De schipbrug zou verdere geen rol meer spelen tijdens de Slag om Arnhem. An dieser Stelle befand sich 1944 eine Schiffsbrücke. Seit Anfang des 17. Jahrhunderts war dies die einzige feste Verbindung zwischen Arnheim und dem Südufer des Rheins. Nach der Eröffnung der Straßenbrücke 1935 blieb die Schiffsbrücke erhalten und war auch während der Besatzungszeit eine wichtige Verbindung zum Südufer, da die Straßenbrücke im Mai 1940 zerstört und erst 1943 wieder aufgebaut wurde.Für die Operation Market Garden hatten die Alliierten drei Brücken in der Umgebung als Ziel identifiziert: die Eisenbahnbrücke bei Oosterbeek, die Straßenbrücke in Arnheim (heute: John Frostbrug) und die Schiffsbrücke. Die Eroberung der Schiffsbrücke wurde einer B-Kompanie unter Major Crawley des 2. Britischen Fallschirmjägerbataillons von Oberstleutnant Frost übertragen.Nach der Landung auf der Renkumer Heide marschiert Crawleys Einheit mit dem Rest des 2. Bataillons und anderen Einheiten über Oosterbeek-Laag in Richtung Arnheim. Direkt hinter der Eisenbahnüberführung kommt es zu einem Gefecht mit den Deutschen, die aus Richtung Arnheim kommen und teilweise auf der Höhe am Bahnhof Oosterbeek-Laag ihre Stellung eingenommen haben. Die B-Kompanie wird in die Kämpfe verwickelt und erleidet einige Verluste.Wegen des langen Vormarsches und der Kämpfe am Bahnhof Oosterbeek-Laag, trifft die B-Kompanie erst nach Einbruch der Dunkelheit in Arnheim ein und bahnt sich in der Finsternis einen Weg zur Schiffsbrücke. Erst nach 2 Uhr morgens kommen sie an und besetzen Gebäude östlich der Brücke (dort, wo sich heute die Auffahrt der Nelson Mandela-Brücke befindet).&nbsp;Dort angekommen, treffen sie auf eine Reihe britischer Ingenieure, die bereits festgestellt hatten, dass die Deutschen den Mittelteil der Schiffsbrücke entfernt und am Südufer festgemacht hatten. Sie suchen nach Booten, mit denen Sie das Wasser überqueren können. Die Suche bleibt jedoch erfolglos. Die wenigen Boote, die sie finden, erweisen sich als undicht&nbsp;Da sich die Schiffsbrücke für die Briten nun als unbrauchbar erweist und sie dort nicht viel tun können, ziehen Crawleys Gruppe und die britischen Ingenieure am nächsten Morgen weiter zur Straßenbrücke, um die Gruppe von Oberstleutnant Frost zu verstärken. Die Schiffsbrücke wird während der Schlacht um Arnheim keine Rolle mehr spielen. En 1944, un ponton se trouvait à cet endroit. Depuis le début du 17e siècle, c’était la seule liaison fixe entre Arnhem et la rive sud du Rhin. Après l’ouverture du pont routier en 1935, le ponton est resté intact. Pendant les années d’occupation allemande, il a longtemps constitué une liaison importante avec la rive sud. En effet, le pont routier a été démoli en 1940 et n’a été reconstruit qu’en 1943.Pour l’opération Market Garden, les planificateurs alliés avaient identifié trois ponts comme cibles dans les environs&nbsp;: le pont ferroviaire d’Oosterbeek, le pont routier d’Arnhem (l’actuel pont John Frost) et le ponton. La mission de s’emparer du ponton avait été confiée à la compagnie B du major Crawley du 2nd Parachute Battalion britannique du lieutenant-colonel Frost.Après le débarquement sur la lande de Renkum, l’unité de Crawley, ainsi que le reste du deuxième bataillon et d’autres unités qui les avaient rejoints, se sont dirigés vers Arnhem en passant par Oosterbeek-Laag. Un peu après le pont ferroviaire, la colonne fut attaquée par des Allemands venant du côté d’Arnhem et partiellement retranchés à la gare d’Oosterbeek-Laag. La compagnie B s’est engagée dans le combat et a perdu quelques-uns de ses hommes.Suite à leur long voyage et aux combats à la gare d’Oosterbeek-Laag, la compagnie B est arrivée à Arnhem après la tombée de la nuit, et a essayé de trouver son chemin jusqu’au ponton dans l’obscurité totale. Ils n’y sont arrivés qu’après deux heures du matin, et ont pris le contrôle des bâtiments à l’est du pont (où se trouve aujourd’hui l’accès au pont Nelson Mandela). En arrivant sur place, ils ont rencontré des ingénieurs britanniques qui savaient déjà que les Allemands avaient retiré la partie centrale du ponton et l’avaient amarrée sur la rive sud. Les seuls bateaux qu’ils avaient pu trouver avaient été percés avant leur arrivée.Le pont étant inutilisable pour les Britanniques, le groupe de Crawley et les ingénieurs britanniques ont repris la route en direction du pont routier le lendemain matin, pour y renforcer le groupe du lieutenant-colonel Frost. Le ponton ne jouera plus aucun rôle dans la bataille d’Arnhem.

 Boterdijk Buttertdeich Le ponton Boterdijk

In the early morning of Friday 10 May 1940, the German army invaded the Netherlands. After German troops crossed the IJssel near Westervoort, they moved through Arnhem and Ede towards the Grebbeline, which is located west of Ede. The 4th Regiment Huzaren (soldiers on horseback or on bicycles) had to slow the German advance between Arnhem and Ede, so there was time to bring the main defense in the Grebbeline in readiness. The regiment of hussars had to try to eventually retreat behind the Grebbeline with as few losses as possible, where they were redeployed.Four motorized hussars formed the rearguard of the regiment. This group was under the command of cornet Graaf van Limburg Stirum. They had to protect the retreat of the regiment. They took positions on the upper floor of the Herberg Zuid-Ginkel.Suddenly in the afternoon of Friday 10 May, a strongly armed motorized SS formation emerged from the woods in the direction of Arnhem on the Rijksweg 24 (now N224). It was a reconnaissance unit of the SS Regiment 'Der Führer'. Immediately the group of Dutch Hussars opened fire on the German troops with their light machine gun. They immediately turned around and disappeared into the woods. After some time the cornet decided to retreat according to the order. But unexpectedly came German motorcyclists from the Wijde Veldweg along the sheepfold towards the inn. They had driven under the shelter of the row of trees along the sheep pasture to the sheepfold. The cornet himself opened fire with the light machine gun so that his men could get away. His ammunition ran out and he had to surrender. He went downstairs but at the front door he was shot without mercy. His men, Corporal Bonkerk and Hussar Dijkers, were shot in the same way at the side door.The fourth man, hussar Kuperus, was hidden inside by innkeeper Kramer. Shortly thereafter the area around the inn came under Dutch artillery fire. The German troops withdrew in the direction of the Planken Wambuis. This gives Huzaar Kuperus the opportunity to escape. In civilian clothes and on a borrowed bicycle he managed to reach his own lines via the Kreelseweg.

Herberg De Zuid-Ginkel langs de Rijksweg 24 (nu N224), gezien in westelijke richting.

Herberg De Zuid-Ginkel

Tavern Zuid-Ginkel 

Am frühen Freitagmorgen des 10. Mai 1940 fiel die deutsche Armee in den Niederlanden ein. Nachdem deutsche Truppen bei Westerpoort die IJssel überquert hatten, zogen sie über Arnheim und Ede in Richtung der Grebbe-Linie, die westlich von Ede verläuft.Das 4. Regiment Husaren (Soldaten zu Pferd oder auf Fahrrädern) sollte den deutschen Vormarsch zwischen Arnheim und Ede verzögern, damit die Hauptverteidigung in der Grebbe-Linie mehr Zeit hatte, sich vorzubereiten. Das Husarenregiment musste schließlich versuchen, sich möglichst ohne Verluste hinter die Grebbe-Linie zurückzuziehen, wo die Husaren erneut eingesetzt wurden.Das Regiment wurde von vier Husaren in Fahrzeugen begleitet. Diese Gruppe stand unter dem Kommando von Kornett Graf von Limburg-Stirum und sollte dem Regiment während des Rückzugs Schutz bieten. Die Husaren bezogen Positionen im oberen Stockwerk der Herberge Zuid-Ginkel.Am 10. Mai tauchte nachmittags ein stark bewaffneter motorisierter SS-Verband aus Richtung Arnheim über dem Rijksweg 24 (heute N224) aus dem Wald auf. Dabei handelte es sich um eine Erkundungseinheit des SS-Regiments „Der Führer“. Die niederländischen Husaren eröffneten mit ihrem leichten Maschinengewehr direkt das Feuer auf die deutschen Truppen. Diese drehten sofort um und verschwanden wieder im Wald.Der Kornett beschloss nach einiger Zeit, sich wie geplant zurückzuziehen. Am Wijde Veldweg entlang des Schafstalls in Richtung Herberge tauchten jedoch unerwartet deutsche Soldaten auf Motorrädern auf. Sie waren im Schutz der Baumreihe entlang der Schafsweide zum Schafstall gefahren. Der Kornett eröffnete mit dem leichten Maschinengewehr erneut das Feuer, damit seine Männer entkommen konnten. Als ihm die Munition ausging, musste er sich ergeben. Er ging nach unten, wo er an der Haustür kurzerhand erschossen wurde. Seine Männer, Korporal Bonkerk und Husar Dijkers, werden ebenfalls erschossen.Der vierte Mann, Husar Kuperus, wurde drinnen vom Wirt Kramer versteckt. Kurz darauf geriet die Umgebung der Herberge unter niederländisches Artilleriefeuer. Die deutschen Truppen zogen sich in Richtung Planken Wambuis zurück. Dadurch erhält Husar Kuperus die Möglichkeit, zu entkommen. In ziviler Kleidung gelingt es ihm auf einem geliehenen Fahrrad über den Kreelseweg die eigene Verteidigungslinie zu erreichen. In de vroege ochtend van vrijdag 10 mei 1940 viel&nbsp;het Duitse leger Nederland binnen. Nadat Duitse troepen&nbsp;bij Westervoort de IJssel overgestoken&nbsp;waren, trokken zij via Arnhem en Ede richting de Grebbelinie,&nbsp;die zich ten westen van Ede bevindt.&nbsp;&nbsp;Het 4e&nbsp;Regiment Huzaren (militairen te paard of op de fiets) moest tussen Arnhem en Ede de Duitse opmars vertragen, zodat er tijd was&nbsp;om&nbsp;de hoofdverdediging in de Grebbelinie in paraatheid te brengen.&nbsp;Het regiment huzaren moest proberen uiteindelijk met zo min mogelijk verliezen terug te trekken achter de Grebbelinie, waar ze opnieuw&nbsp;werden&nbsp;ingezet.&nbsp;Vier gemotoriseerde huzaren&nbsp;vormden de achterhoede van het regiment. Deze groep stond&nbsp;onder&nbsp;commando van kornet Graaf van Limburg&nbsp;Stirum. Zij moesten de terugtocht van het regiment beschermen. Ze namen daarvoor posities&nbsp;in op de bovenverdieping van&nbsp;De&nbsp;Herberg Zuid-Ginkel.&nbsp;Plotseling kwam&nbsp;in de middag van vrijdag 10 mei een sterk bewapende gemotoriseerde SS-formatie vanuit de richting van Arnhem op de Rijksweg 24 (nu N224)&nbsp;uit het bos tevoorschijn. Het was&nbsp;een verkenningseenheid van het SS Regiment&nbsp;‘Der Führer’. Onmiddellijk opende&nbsp;de groep Nederlandse huzaren met hun lichte mitrailleur&nbsp;het vuur op de Duitse troepen. Die draaiden direct om en verdwenen weer in het bos.&nbsp;&nbsp;De kornet besloot&nbsp;na enige tijd om&nbsp;volgens opdracht terug&nbsp;te trekken. Maar&nbsp;onverwacht&nbsp;kwamen&nbsp;Duitse motorrijders vanaf de Wijde Veldweg langs de schaapskooi richting de herberg. Ze waren&nbsp;onder&nbsp;beschutting&nbsp;van de bomenrij langs de schapenweide naar de schaapskooi gereden. De kornet opende&nbsp;zelf met de lichte mitrailleur opnieuw het vuur zodat zijn mannen weg konden komen. Zijn munitie raakte&nbsp;op&nbsp;waarna&nbsp;hij&nbsp;zich&nbsp;moest overgeven. Hij ging&nbsp;naar&nbsp;beneden maar bij de voordeur werd&nbsp;hij zonder pardon neergeschoten. Zijn mannen,&nbsp;korporaal&nbsp;Bonkerk&nbsp;en huzaar Dijkers,&nbsp;overkomt hetzelfde bij de zijdeur.&nbsp;De vierde man, huzaar Kuperus, werd binnen verstopt door herbergier Kramer.&nbsp;Kort daarop komt de omgeving van de herberg onder Nederlands&nbsp;artillerievuur&nbsp;te liggen. De Duitse troepen trokken zich terug richting&nbsp;de&nbsp;Planken Wambuis. Dat geeft Huzaar Kuperus de kans te ontkomen. In burgerkleding en op een geleende fiets wist hij via de&nbsp;Kreelseweg&nbsp;de eigen linies te bereiken.&nbsp; À l’aube du vendredi&nbsp;10&nbsp;mai 1940, l’armée allemande a envahi les Pays-Bas. Après avoir traversé l’IJssel près de Westervoort, les troupes allemandes ont traversé Arnhem et Ede en direction de la ligne Grebbe, située à l’ouest d’Ede.Le 4e&nbsp;régiment de hussards (soldats à cheval ou à bicyclette) devait ralentir l’avancée allemande entre Arnhem et Ede, afin de laisser le temps à la défense principale de la ligne Grebbe de se préparer. Le régiment de hussards a finalement dû essayer de se replier derrière la ligne Grebbe avec le moins de pertes possible, où il a été redéployé.Quatre hussards motocyclistes formaient l’arrière-garde du régiment. Ce groupe était sous le commandement d’un sous-lieutenant, le comte de Limburg Stirum, et devait protéger le régiment alors que celui-ci battait en retraite. Le groupe a pris position à l’étage de l’auberge Zuid-Ginkel.Dans l’après-midi du vendredi&nbsp;10&nbsp;mai, une formation SS motorisée et lourdement armée est soudainement sortie des bois en direction d’Arnhem sur la nationale&nbsp;24 (l’actuelle N224). Il s’agissait d’une unité de reconnaissance du régiment SS «&nbsp;Der Führer&nbsp;». Immédiatement, le groupe de hussards néerlandais a ouvert le feu sur les troupes allemandes avec leur mitrailleuse légère. Les Allemands ont immédiatement fait demi-tour et ont disparu dans les bois.Après un certain temps, le sous-lieutenant décide de suivre les ordres et de se retirer. Contre toute attente, des motocyclistes allemands venant du Wijde Veldweg longent la bergerie en direction de l’auberge. Ils roulent à l’abri des arbres qui longent le pâturage des moutons jusqu’à la bergerie. Le sous-lieutenant lui-même ouvre le feu avec la mitrailleuse légère pour que ses hommes puissent s’enfuir. Tombé à court de munitions, il finit par se rendre. Il descend, mais a été abattu sans pitié à la porte d’entrée. Ses hommes, le caporal Bonkerk et le hussard Dijkers, ont également été abattus à la porte latérale.Le quatrième homme, le hussard Kuperus, a été caché à l’intérieur par l’aubergiste Kramer. Peu de temps après, l’artillerie néerlandaise ouvre le feu dans la zone de l’auberge. Les troupes allemandes se sont retirées en direction du Planken Wambuis. Cela donne au hussard Kuperus l’occasion de s’échapper. Habillé en civil et conduisant une bicyclette empruntée, il parvenient à rejoindre ses lignes en empruntant la Kreelseweg. Wczesnym rankiem w piątek 10 maja 1940 r. armia niemiecka dokonała inwazji na Niderlandy. Po tym, jak niemieckie wojska przekroczyły IJssel w pobliżu Westervoort, ruszyły przez Arnhem i Ede w kierunku Grebbelinie, znajdującej się na zachód od Ede.4 pułk huzarów (żołnierzy na koniach lub na rowerach) musiał spowolnić niemieckie posuwanie się między Arnhem a Ede, więc nastał czas na postawienie w stan gotowości głównej obrony na Grebbelinie. Pułk huzarów musiał spróbować ostatecznie wycofać się za Grebbelinie z jak najmniejszymi stratami.Czterech zmotoryzowanych huzarów tworzyło tylną straż pułku. Grupa ta była pod dowództwem korneta Graafa van Limburg Stirum. Mieli oni za zadanie chronić odwrót pułku. Zajęli pozycje na górnym piętrze gospody Zuid-Ginkel.Nagle po południu w piątek 10 maja silnie uzbrojona, zmotoryzowana formacja SS wyłoniła się z lasu w kierunku Arnhem na drodze krajowej 24 (obecnie N224). Był to oddział rozpoznawczy pułku SS „Der Führer”. Natychmiast grupa holenderskich huzarów otworzyła ogień do niemieckich oddziałów ze swojego lekkiego karabinu maszynowego. Niemcy zawrócili i zniknęli w lesie.Po jakimś czasie dowódca postanowił wycofać się zgodnie z rozkazem. Jednak niespodziewanie z Wijde Veldweg wzdłuż owczarni w kierunku gospody nadjechali niemieccy motocykliści. Podjechali do owczarni pod osłoną rzędu drzew wzdłuż pastwiska dla owiec. Dowódca sam otworzył ogień z lekkiego karabinu maszynowego, aby jego ludzie mogli uciec. Skończyła mu się amunicja i musiał się poddać. Zszedł na dół, ale przy drzwiach wejściowych został bezlitośnie zastrzelony. Jego ludzie, kapral Bonkerk i huzar Dijkers, zostali zastrzeleni w ten sam sposób przy bocznych drzwiach.Czwartego, huzara Kuperusa, ukrył w środku karczmarz Kramer. Wkrótce teren wokół gospody znalazł się pod ostrzałem artylerii holenderskiej. Oddziały niemieckie wycofały się w kierunku Planken Wambuis. Umożliwiło to huzarowi Kuperusowi ucieczkę. W cywilnym ubraniu i na pożyczonym rowerze udało mu się dotrzeć przez Kreelseweg do swoich linii.

 Herberge De Zuid-Ginkel und die drei gefallenen Husaren.  Herberg De Zuid-Ginkel en de drie gesneuvelde huzaren L’auberge "Zuid-Ginkel" Gospoda Zuid-Ginkel

After the failure of Operation Market Garden in September 1944 the floodplain between the Waal and Rhine river became a frontline area. The Betuwe, as this region is known, had suffered little during the German invasion of the Netherlands. During the subsequent German occupation the population did face some hardship, but their troubles would pale in comparison to what they had to endure from September 1944 onward. After the Allies had captured the bridges over the river Waal they sought to continue their advance towards Arnhem. They were however bitterly contested by German forces and it soon became clear that the goals of Market Garden would not be achieved. The Betuwe became the new frontline on the Western front. The fighting continued with heavy shelling from both sides. The civilian population was caught in the middle of all this violence and soon the decision was made to evacuate the area. By December 1944 only 4.000 men, refusing to leave their cattle and other possessions, remained. The area between the Waal and Rhine river came to be known as ‘Men’s Island’ since almost all the women and children were evacuated and the land was surrounded by water. The Betuwe would be liberated in April 1945, just weeks before the German surrender. By then the inhabitants of this unfortunate area had seen war in all its facets. Their houses were damaged or destroyed, their land had been flooded and often friends and family members had been lost. For them the liberation was a bitter experience. <iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/skcN1cZDfLQ?showinfo=0"></iframe>

The Betuwe, the floodplain between the Waal and Rhine river, became the boundary between Allied and German territory after September 1944. The half flooded no-man’s-land came to be known as ‘Men’s Island’, since almost all the women and children were evacuated and the land was surrounded by water.

<div class="columns">

After the failure of Operation Market Garden in September 1944 the floodplain between the Waal and Rhine river became a frontline area. The Betuwe, as this region is known, had suffered little during the German invasion of the Netherlands. During the subsequent German occupation the population did face some hardship, but their troubles would pale in comparison to what they had to endure from September 1944 onward.

After the Allies had captured the bridges over the river Waal they sought to continue their advance towards Arnhem. They were however bitterly contested by German forces and it soon became clear that the goals of Market Garden would not be achieved. The Betuwe became the new frontline on the Western front. The fighting continued with heavy shelling from both sides. The civilian population was caught in the middle of all this violence and soon the decision was made to evacuate the area.

By December 1944 only 4.000 men, refusing to leave their cattle and other possessions, remained. The area between the Waal and Rhine river came to be known as ‘Men’s Island’ since almost all the women and children were evacuated and the land was surrounded by water.

The Betuwe would be liberated in April 1945, just weeks before the German surrender. By then the inhabitants of this unfortunate area had seen war in all its facets. Their houses were damaged or destroyed, their land had been flooded and often friends and family members had been lost. For them the liberation was a bitter experience.

[embed]https://www.youtube.com/watch?v=skcN1cZDfLQ[/embed]

</div>

F. van Hemmen, Ooievaar brengt zondvloed. (1995).

F. van Hemmen, Ooievaar brengt zondvloed. (1995)

Men’s Island

L'opération Market Garden fut lancée le 17 septembre. Son objectif était de s'emparer des ponts traversant plusieurs fleuves aux Pays-Bas, afin d'assurer une progression rapide des Alliés en Allemagne. Neuf jours plus tard, l'opération se solda par un échec à Arnhem, où les troupes alliées ne parvinrent pas à s'emparer du pont sur le Rhin. Ce fiasco allait avoir de lourdes conséquences sur les populations de Nimègue et d'Arnhem. Cette région, la Betuwe, devint alors la frontière entre le territoire allemand et celui des Alliés. Les forces allemandes firent exploser une digue dans la nuit du 2 au 3 décembre, entraînant des inondations massives et transformant cette plaine inondable du Rhin en un no man's land à moitié submergé. Les Alliés, qui avaient anticipé l'événement, avaient équipé leurs troupes de véhicules amphibies. Dès le début des inondations, l'opération Noé, baptisée fort à propos, devait être lancée. Elle consistait pour les forces alliées à se diriger vers des terrains plus élevés. La zone avait été évacuée après la bataille de septembre, mais quelques habitants avaient fait le choix de rester, pour s'occuper de leurs animaux ou demeurer avec leurs biens. Les femmes et les enfants ayant été évacués, et les terrains les plus élevés étant entourés d'eau, cette zone située entre le Waal et le Rhin fut surnommée « l'île des hommes ». En avril 1945, cette « île » fut libérée par les unités britanniques et canadiennes au cours de l'opération Destroyer. W dniu 17 września ruszyła operacja Market Garden. Jej celem było przechwycenie mostów nad kilkoma rzekami w Holandii, aby zapewnić szybką ofensywę na teren Niemiec. Dziewięć dni później, operacja załamała się w Arnhem, gdzie alianci nie byli w stanie zdobyć mostu przez Ren. Fiasko to miało mieć poważne konsekwencje dla ludności zamieszkałej między Nijmegen a Arnhem.Obszar ten, znany pod nazwą Betuwe, stał się granicą między terytorium alianckim i niemieckim. Betuwe, czyli dolina zalewowa Renu, zmienił się w na poły zatopioną ziemię niczyją, kiedy nocą z dnia 2 na 3 grudnia siły niemieckie wysadziły wał wzdłuż Renu powodując olbrzymią powódź. Dowództwo alianckie przewidziało ten ruch i zaopatrzyło swe siły w amfibie. Wraz z falą powodziową rozpoczęła się operacja celnie nazwana operacją Noe, czyli przeniesienia się aliantów na wyżej położone tereny. Ludność z tego terenu ewakuowano po wrześniowych walkach, ale niektórzy mieszkańcy zdecydowali się zostać, by dopilnować bydła i majątku. Właśnie ten obszar, między rzeką Waal i Renem, stał się znany jako “Wyspa mężczyzn”, ponieważ niemal wszystkie kobiety dzieci ewakuowano, a wyżej położone miejsce otoczone było wodą. W kwietniu 1945 r. jednostki brytyjskie i kanadyjskie oczyściły “wyspę” z resztek sił niemieckich w operacji pod hasłem Destroyer. Op 17 september 1944 ging operatie Market Garden van start. Het doel van de operatie was om de bruggen over een aantal rivieren in Nederland in handen te krijgen, om zo snel toegang te forceren tot Duitsland. Negen dagen later was de operatie mislukt. De geallieerden kregen de brug over de Rijn bij Arnhem niet in handen. Voor de mensen die tussen Nijmegen en Arnhem woonden, had dit fiasco grote gevolgen. Dit gebied, de Betuwe, werd de grens tussen het door de Duitsers bezette noorden en het door de geallieerden bevrijde zuiden. Het gebied werd na de gevechten in september geëvacueerd, maar enkele mannelijke bewoners kozen ervoor om bij hun land en vee te blijven. Duitse troepen bliezen in de nacht van 2 op 3 december een Rijndijk op, waardoor de Betuwe overstroomde en veranderde in een half ondergelopen niemandsland. Omdat er alleen nog mannen woonden, kreeg de Betuwe de naam Manneneiland. De geallieerden hadden de onderwaterzetting zien aankomen en hun troepen uitgerust met amfibievoertuigen. Met de overstroming begon ook operatie Noach, waarbij de geallieerde troepen de hoger gelegen stukken van de Betuwe innamen.&nbsp;In april 1945 startte operatie Destroyer, waarbij Britse en Canadese eenheden het eiland zuiverden van alle Duitse troepen. <iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/GanQqcMi0mM?showinfo=0"></iframe> Am 17. September 1944 begann Operation Market Garden mit dem Ziel, die Brücken über verschiedene Flüsse in den Niederlanden einzunehmen, um einen raschen Vorstoß nach Deutschland zu ermöglichen. Neun Tage später scheiterte die Operation in Arnheim, wo es den Alliierten nicht gelang, die Rheinbrücke zu erobern. Dieses Fiasko sollte schwerwiegende Folgen für die zwischen Nimwegen und Arnheim lebende Zivilbevölkerung haben. Das als Betuwe bekanntes Gebiet wurde zur Grenze zwischen den Alliierten und den Deutschen. Die Betuwe, eigentlich Überflutungsfläche des Rheins, wurde zum zur Hälfte überfluteten Niemandsland, nachdem die deutschen Truppen in der Nacht vom 2. auf den 3. Dezember einen Deich am Rhein gesprengt hatten, was zu großflächigen Überschwemmungen führte. Das alliierte Oberkommando hatte das vorausgesehen und seine Truppen mit Amphibienfahrzeugen ausgerüstet. Im Falle von Überschwemmungen sollten die alliierten Truppen im Rahmen der treffend bezeichneten Operation Noah in höher gelegenes Gelände gebracht werden. Nach den Gefechten im September war die Gegend evakuiert worden, einige Einwohner aber hatten sich entschlossen, zu bleiben, um sich um ihr Vieh und anderes Hab und Gut zu kümmern. Das Gebiet zwischen Waal und Rhein wurde als Männerinsel bekannt, da fast alle Frauen und Kinder die Gegend verlassen hatten und es von Wasser umgeben war. Im April 1945 befreiten britische und kanadische Einheiten in der Operation Destroyer die „Insel“ von den verbliebenen deutschen Truppen. Dopo il fallimento dell’operazione Market Garden nel settembre 1944, la pianura alluvionale tra i fiumi Waal e Reno divenne un’area del fronte. Questa regione, conosciuta con il nome di Betuwe, aveva sofferto relativamente poco durante l’invasione tedesca dei Paesi Bassi. Durante la seguente occupazione, la popolazione dovette affrontare alcune conseguenze del duro regime, ma niente in confronto a ciò che avrebbero sofferto dal settembre 1944 in poi. Dopo che gli Alleati avevano catturato i ponti sul fiume Waal, essi cercarono di continuare la loro avanzata verso Arnhem. Tuttavia, furono ostacolati dalle forze tedesche e divenne presto chiaro che gli obiettivi di Market Garden non sarebbero stati raggiunti. Il Betuwe divenne la nuova linea del fronte occidentale. La battaglia continuò con pesanti bombardamenti da entrambe le parti. La popolazione civile si trovò in mezzo a tutta questa violenza e presto si decise di evacuare l’area. Nel dicembre 1944 rimasero solo 4.000 uomini, che si rifiutavano di lasciare il loro bestiame e il resto dei loro possedimenti. L’area tra il Waal e il Reno diventò nota come ‘Isola degli uomini’ perché pressoché tutte le donne e i bambini erano stati evacuati e l’acqua circondava la zona. Il Betuwe sarebbe stato liberato nell’aprile 1945, poche settimane prima della resa tedesca. Fino a quel momento, gli abitanti di questa sfortunata zona avevano visto la guerra in tutte le sue sfaccettature. Le loro case erano state danneggiate o distrutte, la loro terra era stata inondata e spesso amici o familiari erano scomparsi. Per essi, la liberazione fu un’esperienza amara. After the failure of Operation Market Garden in September 1944 the floodplain between the Waal and Rhine river became a frontline area. The Betuwe, as this region is known, had suffered little during the German invasion of the Netherlands. During the subsequent German occupation the population did face some hardship, but their troubles would pale in comparison to what they had to endure from September 1944 onward. After the Allies had captured the bridges over the river Waal they sought to continue their advance towards Arnhem. They were however bitterly contested by German forces and it soon became clear that the goals of Market Garden would not be achieved. The Betuwe became the new frontline on the Western front. The fighting continued with heavy shelling from both sides. The civilian population was caught in the middle of all this violence and soon the decision was made to evacuate the area. By December 1944 only 4.000 men, refusing to leave their cattle and other possessions, remained. The area between the Waal and Rhine river came to be known as ‘Men’s Island’ since almost all the women and children were evacuated and the land was surrounded by water. The Betuwe would be liberated in April 1945, just weeks before the German surrender. By then the inhabitants of this unfortunate area had seen war in all its facets. Their houses were damaged or destroyed, their land had been flooded and often friends and family members had been lost. For them the liberation was a bitter experience. <iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/skcN1cZDfLQ?showinfo=0"></iframe>

 L'île des hommes Wyspa mężczyzn Manneneiland Die Männerinsel L’isola degli uomini Men’s Island

With the invasion of Normandy on June 6, 1944, the liberation of Europe began. After fierce fighting in the summer, most of France and Belgium were liberated at lightning speed in early September. On Sunday, September 17, 1944, the Allies attempted to bring a quick end to the war from Belgium with an advance through the Netherlands, Operation Market Garden. As part of this grand plan, the bridges over the Rhine near Arnhem were to be captured by British airborne units. This part of the operation has become known as "the Battle of Arnhem.The plan fails. The Allies get no further than the Betuwe. Between Arnhem and Rhenen, the Rhine becomes the front line. To the south are the Allies, on the north bank the German troops. Already during the fighting and also in the period after, British Airborne soldiers in the area of Arnhem and Oosterbeek get cut off from their own troops. Some were mistakenly dropped, such as a large group that ended up in the Mossel area. Others got lost or were unable to reach their own troops due to the fighting. There are also British soldiers, wounded or not, who managed to escape from captivity. All these men roam the Veluwe. With the help of the resistance they are hidden. In and around Ede a few hundred British soldiers were in hiding.In consultation with the Allied headquarters in Nijmegen it was decided to bring them back to their own troops in liberated area, south of the Rhine. A major escape operation was set up. During the night of October 22-23, 1944, 138 men managed to escape: Operation Pegasus I. Because not all of the Allied soldiers in hiding could join Operation Pegasus I, a second escape operation is planned in November 1944: Pegasus II. On Thursday 16 November 1944, 84 allied soldiers (including British Airborne soldiers and air force personnel) and Dutch civilians gathered in the chicken barns of the Wolfswinkel family near Lunteren. It was raining and cold. On the night of 16 to 17 November they set out. They reached the Wekeromse Zand early in the morning where the day was spent. Here six people were added to the group. The next night, from Friday 17 to Saturday 18 November, the group (now 90 people) continued towards Westerrode farm on the Ede-Otterlo road. Upon arrival the group was behind schedule. At Westerrode three more persons joined. But another group of 23 people still had not arrived. It was decided not to wait for them and continue. Via the Mosselse Veld the group headed for Planken Wambuis. On the way the British commander, Major Maguire, chose a shorter route, despite protests from the guides of the Dutch resistance. As a result, the group ended up at the Hindekamp between German artillery positions. After a German 'halt' part of the group hid in the bushes. The signal to move on did not reach everyone. Arriving at the Heidebloemallee only the vanguard of 40 men was present. When the stragglers went in the direction of the vanguard, they were fired upon. They were wounded and made prisoners of war. The leader of the rearguard, Major Coke, in the confusion ended up at the German command post and was killed there.The vanguard with Major Maguire heard this firefight as they were heading for the old State Highway 24 (now N224). As they crossed the road, the group came under fire from machine guns. With only a few light weapons, the British could do nothing in return. The men fled and hid in the woods.Of the vanguard, seventeen men were still assembled, including Major Maguire. They passed the under construction State Highway 12 (now A12) and stopped along the railroad tracks. There they were captured in the early morning of November 18, 1944.Only small groups manage to reach the Rhine. In the end, of the 116 participants, only seven men arrive safely on the southern bank of the Rhine with the American troops in liberated territory. The sad balance sheet is that during the operation two participants and one American rescuer are killed. One Dutch guide dies of his injuries a few days later. One man goes missing and is never found again. Of the 48 captured participants, twelve are wounded and three are unmasked by the Germans as resistance fighters. These resistance fighters are executed at the Woeste Hoeve on 8 March 1945. The other 64 participants manage to escape and go into hiding again.

Bijschrift: Voorbeeld van een kippenschuur in Meulunteren. In dergelijke schuren verzamelen de deelnemers aan Operatie Pegasus II zich.

SANY0496

Operation Pegasus II

Die Befreiung Europas beginnt mit der Invasion der Normandie am 6. Juni 1944. Nach heftigen Kämpfen im Sommer wurden Anfang September in schnellen Tempo große Teile Frankreichs und Belgiens befreit. Am Sonntag, den 17. September 1944, machten die Alliierten sich von Belgien aus auf den Weg in die Niederlande, um den Krieg schnell zu beenden. Im Rahmen der Operation Market Garden sollen die Rheinbrücken bei Arnheim von britischen Luftlandetruppen eingenommen werden. Dieser Teil der Operation wurde als „Schlacht um Arnheim“ bekannt.Der Plan schlägt fehl. Die Alliierten kommen nicht weiter als die Betuwe. Der Rhein wird zur Frontlinie zwischen Arnheim und Rhenen. Im Süden befinden sich die Alliierten, am Nordufer die deutschen Truppen.Bereits während der Kämpfe und auch in der Zeit danach werden britische Luftlandetruppen in der Nähe von Arnheim und Oosterbeek von ihren eigenen Truppen abgeschnitten. Einige waren an falscher Stelle abgesetzt worden, wie zum Beispiel eine große Gruppe, die in der Nähe der Mossel landete. Andere kommen vom Weg ab oder können ihre eigenen Truppen nicht mehr erreichen. Es gibt auch britische Soldaten, zum Teil verwundet, denen es gelungen ist, aus der Gefangenschaft zu entkommen. All diese Männer durchstreifen die Veluwe. Mit Hilfe des Widerstands können sie sich verstecken. In und um Ede waren einige hundert britische Soldaten untergetaucht.Nach Rücksprache mit dem Hauptquartier der Alliierten in Nimwegen wurde beschlossen, sie zu ihren eigenen Truppen im befreiten Gebiet südlich des Rheins zurückzubringen. Es wird eine große Fluchtaktion geplant. In der Nacht vom 22. auf den 23. Oktober 1944 gelingt 138 Männern die Flucht: Operation Pegasus I.Da nicht alle untergetauchten alliierten Soldaten an der Operation Pegasus I teilnehmen konnten, ist im November 1944 eine zweite Fluchtoperation geplant: Pegasus II.Am Donnerstag, dem 16. November 1944, versammelten sich 84 alliierte Soldaten (darunter britische Luftlandetruppen und britisches Luftwaffenpersonal) und niederländische Zivilisten in den Hühnerställen der Familie Wolfswinkel bei Lunteren. Es regnete und war kalt. In der Nacht vom 16. auf den 17. November brachen sie auf. Am frühen Morgen erreichten sie Wekeromse Zand, wo sie den Tag verbrachten. Hier schlossen sich sechs weitere Personen der Gruppe an. In der nächsten Nacht, vom Freitag 17. auf Samstag 18. November, setzte die Gruppe (inzwischen 90 Personen) ihren Weg fort in Richtung Westerrode an der Straße Ede-Otterlo. Sie kamen später als geplant an. Bei Westerrode schließen sich drei weitere Personen der Gruppe an. Eine weitere Gruppe mit 23 Personen ist jedoch immer noch nicht eingetroffen. Es wurde beschlossen, nicht auf sie zu warten und den Weg fortzusetzen.Über das Mosselse Feld ging es weiter nach Planken Wambuis. Unterwegs entschied sich der britische Kommandant Major Maguire trotz der Proteste der Anführer des niederländischen Widerstands für eine kürzere Route. Die Gruppe geriet dadurch am Hindekamp zwischen deutsche Artilleriestellungen. Nach einem deutschen „Halt“ versteckte sich ein Teil der Gruppe im Gebüsch. Das Signal zum Weitergehen erreichte danach nicht alle.Auf der Heidebloemallee angekommen, schien nur die Vorhut mit 40 Mann anwesend zu sein. Als die Nachzügler sich schließlich auf den Weg zur Vorhut machten, wurde auf sie geschossen. Einige wurden verwundet oder in Kriegsgefangenschaft genommen. Der Anführer der Nachhut, Major Coke, gelangte versehentlich zum deutschen Kommandoposten und wurde dort getötet.Die Vorhut mit Major Maguire bemerkt das Feuergefecht auf dem Weg zum alten Rijksweg 24 (heute N224). Beim Überqueren der Straße wird die Gruppe mit Maschinengewehren beschossen. Da die Briten nur ein paar leichte Waffen bei sich hatten, konnten sie sich nicht verteidigen. Die Männer flohen und versteckten sich im Wald.Von der Vorhut waren noch siebzehn zusammen, darunter Major Maguire. Sie passierten den im Bau befindlichen Rijksweg 12 (heute A12) und hielten entlang der Bahnlinie an. Dort wurden sie am frühen Morgen des 18. November 1944 gefangen genommen.Nur kleinen Gruppen gelingt es, den Rhein zu erreichen. Letztlich kommen von den 116 Teilnehmern nur sieben Mann sicher am Südufer des Rheins bei den amerikanischen Truppen in befreitem Gebiet an.Die traurige Bilanz ist, dass während der Operation zwei Teilnehmer und ein amerikanischer Retter getötet wurden. Ein niederländischer Widerstandskämpfer stirbt wenige Tage später an seinen Verletzungen. Ein Mann wird vermisst und nie gefunden. Zwölf der 48 Gefangenen werden verletzt und drei werden von den Deutschen als Widerstandskämpfer enttarnt. Diese Widerstandskämpfer wurden am 8. März 1945 in der Woeste Hoeve erschossen. Den anderen 64 Teilnehmern gelingt die Flucht, sie tauchen erneut unter. Met de invasie in Normandië op 6 juni 1944 begint de bevrijding van Europa. Na felle gevechten in de zomer werd&nbsp;begin september in razendsnel tempo het grootste deel van Frankrijk en België bevrijd.&nbsp;Op zondag 17 september 1944 probeerden de geallieerden vanuit België met een opmars via Nederland, Operatie Market Garden, een snel einde aan de oorlog te maken. Als onderdeel van dit grote plan moeten bij Arnhem de bruggen over de Rijn veroverd worden door&nbsp;Britse&nbsp;luchtlandingseenheden.&nbsp;Dit gedeelte van de operatie is bekend geworden als ‘de Slag om Arnhem’.&nbsp;Het&nbsp;plan mislukt.&nbsp;De geallieerden komen niet verder dan de Betuwe. Tussen Arnhem en Rhenen wordt de Rijn de frontlijn. Ten zuiden zitten de geallieerden, op de noordoever de Duitse troepen.&nbsp;&nbsp;Al tijdens de gevechten en ook in de periode daarna,&nbsp;raken Britse Airborne militairen in de omgeving van Arnhem en Oosterbeek afgesneden van&nbsp;de eigen troepen. Sommigen waren&nbsp;verkeerd gedropt, zoals een grote groep die in de omgeving van de Mossel terecht kwam. Anderen verdwalen of kunnen door de gevechten de eigen troepen niet meer bereiken. Ook zijn er Britse militairen, al dan niet gewond, die uit krijgsgevangenschap hebben weten te ontsnappen. Al deze mannen zwerven over de Veluwe. Met hulp van het verzet worden&nbsp;ze verborgen. In en rond Ede zaten uiteindelijk een paar honderd Britse militairen ondergedoken.&nbsp;In overleg met het geallieerde&nbsp;hoofdkwartier in Nijmegen werd&nbsp;besloten&nbsp;hen terug te brengen naar&nbsp;de&nbsp;eigen troepen in bevrijd gebied, zuidelijk van de Rijn.&nbsp;Een grote ontsnappingsoperatie wordt opgezet. In de nacht van 22 op 23 oktober 1944&nbsp;weten 138 man te ontsnappen: Operatie Pegasus I.&nbsp;&nbsp;Omdat niet alle ondergedoken geallieerde militairen mee konden met operatie Pegasus I,&nbsp;wordt in november 1944 een tweede&nbsp;ontsnappingsoperatie&nbsp;gepland: Pegasus II.&nbsp;&nbsp;Op donderdag 16 november 1944&nbsp;verzamelden zich 84 geallieerde militairen (onder andere Britse Airborne militairen en luchtmachtpersoneel) en&nbsp;Nederlandse burgers in&nbsp;de&nbsp;kippenschuren van de familie&nbsp;Wolfswinkel&nbsp;bij Lunteren. Het regende en het was koud.&nbsp;In de&nbsp;nacht van 16 op 17 november gingen&nbsp;ze&nbsp;op pad. Ze bereikten&nbsp;vroeg in de ochtend&nbsp;het&nbsp;Wekeromse&nbsp;Zand waar de dag werd doorgebracht. Hier werden zes personen aan de groep toegevoegd. De volgende nacht,&nbsp;van vrijdag 17 op zaterdag 18 november,&nbsp;ging&nbsp;de groep&nbsp;(inmiddels&nbsp;90 personen)&nbsp;verder richting boerderij Westerrode&nbsp;aan de weg Ede-Otterlo.&nbsp;Bij aankomst liep&nbsp;de groep achter op het tijdschema. Bij Westerrode sluiten nog drie personen aan. Maar een&nbsp;andere&nbsp;groep van 23 personen is nog steeds niet gearriveerd. Men besloot&nbsp;om niet op hen te wachten en door te gaan.&nbsp;&nbsp;Via het&nbsp;Mosselse&nbsp;Veld ging&nbsp;de groep richting Planken Wambuis. Onderweg&nbsp;koos&nbsp;de Britse commandant, Major&nbsp;Maguire, een kortere route, ondanks protest van de gidsen van het Nederlandse verzet. De groep belandde&nbsp;hierdoor bij de Hindekamp tussen Duitse artilleriestellingen. Na een Duits ‘halt’ verschool&nbsp;een gedeelte van de groep zich in de struiken. Het signaal om weer verder te trekken bereikte&nbsp;daarna niet iedereen.&nbsp;&nbsp;Aangekomen bij de Heidebloemallee bleek&nbsp;alleen de voorhoede&nbsp;van 40 man aanwezig te zijn. Toen&nbsp;de achterblijvers alsnog op pad gingen richting de voorhoede, werden zij beschoten. Er vielen gewonden en er werden krijgsgevangenen gemaakt. De leider van&nbsp;de achterhoede, Major Coke, kwam&nbsp;in de verwarring bij de Duitse commandopost terecht en werd&nbsp;daar gedood.&nbsp;De voorhoede met Major&nbsp;Maguire&nbsp;hoort dit vuurgevecht&nbsp;toen ze op weg waren&nbsp;naar de oude Rijksweg 24 (nu N224). Bij het oversteken werd&nbsp;de groep met mitrailleurs onder vuur genomen. Met slechts een paar lichte wapens konden de Britten niets terug doen. De mannen vluchtten en verscholen zich in het bos.&nbsp;Van de voorhoede waren&nbsp;nog zeventien man bijeen, waaronder Major&nbsp;Maguire. Ze passeerden&nbsp;de in aanleg zijnde Rijksweg 12 (nu A12) en stopten langs de spoorbaan. Daar worden ze in de vroege ochtend van 18 november 1944&nbsp;gevangen genomen.&nbsp;Slechts kleine groepjes weten de Rijn te bereiken. Uiteindelijk komen van de 116 deelnemers maar zeven mannen veilig op de zuidelijke Rijnoever bij de Amerikaanse troepen in bevrijd gebied aan.&nbsp;&nbsp;De trieste balans is dat tijdens de operatie twee deelnemers en één Amerikaanse redder om het leven komen. Eén Nederlandse gids overlijdt een aantal dagen later aan zijn verwondingen.&nbsp;Eén man raakt vermist en wordt nooit meer gevonden. Van de&nbsp;48&nbsp;gevangen genomen&nbsp;deelnemers raken er&nbsp;twaalf&nbsp;gewond en worden er drie door de Duitsers&nbsp;ontmaskerd als verzetsmensen. Deze verzetsmensen worden op 8 maart 1945 bij de Woeste Hoeve&nbsp;gefusilleerd.&nbsp;De andere 64 deelnemers weten te ontkomen en duiken weer onder.&nbsp; La libération de l’Europe commence avec l’invasion de la Normandie le 6&nbsp;juin 1944. Après avoir été le théâtre de combats violents au cours de l’été, une grande partie de la France et de la Belgique a été libérée en un temps record au début du mois de septembre. Le dimanche&nbsp;17&nbsp;septembre 1944, les Alliés lancent l’opération Market Garden, qui avait pour but de mettre rapidement fin à la guerre en partant de la Belgique et en progressant vers les Pays-Bas. Dans le cadre de ce plan de grande envergure, des unités aéroportées britanniques devaient s’emparer des ponts sur le Rhin près d’Arnhem. C’est cette partie de l’opération que l’on appelle aujourd’hui la «&nbsp;bataille d’Arnhem&nbsp;».Mais le plan échoue. Les Alliés ne dépassent pas le Betuwe. Entre Arnhem et Rhenen, le Rhin devient la ligne de front. Les Alliés se trouvent sur la rive sud et les troupes allemandes sur la rive nord.Pendant les combats et la période qui a suivi, les soldats aéroportés britanniques dans la région d’Arnhem et d’Oosterbeek sont coupés de leurs troupes. Certains ont été largués par erreur, comme ce fut le cas pour un grand groupe qui s’est retrouvé dans la région de Mossel. D’autres se sont perdus ou n’ont pas réussi à rejoindre leurs troupes à cause des combats. Des soldats britanniques, blessés ou non, ont également réussi à éviter les Allemands. Tous ces hommes errent dans le Veluwe. Ils se cachent avec l’aide de la Résistance. À Ede et ses environs, quelques centaines de soldats britanniques se cachent.En concertation avec le quartier général des Alliés à Nimègue, il est décidé de les ramener auprès de leurs troupes dans la zone libérée au sud du Rhin. Une grande opération d’évasion est mise en place. Dans la nuit du 22 au 23&nbsp;octobre 1944, 138&nbsp;hommes parviennent à s’échapper&nbsp;: c’est l’opération Pegasus I.Comme tous les soldats alliés cachés ne peuvent pas être ramenés au cours de l’opération Pegasus I, une deuxième opération d’évasion est prévue en novembre 1944&nbsp;: Pegasus&nbsp;II.Le jeudi&nbsp;16&nbsp;novembre 1944, 84&nbsp;soldats alliés (dont des soldats aéroportés britanniques et des membres de l’armée de l’air) et des civils néerlandais se sont rassemblés dans les poulaillers de la famille Wolfswinkel, près de Lunteren. Il pleut et il fait froid. Ils prennent la route dans la nuit du 16 au 17&nbsp;novembre. Tôt le matin, ils atteignent le Wekeromse Zand où ils passent la journée. Là, six personnes rejoignent le groupe. La nuit suivante, du vendredi&nbsp;17 au samedi&nbsp;18&nbsp;novembre, le groupe (composé désormais de 90&nbsp;personnes) continue vers la ferme Westerrode sur la route Ede-Otterlo. Il arrive en retard. À Westerrode, trois autres personnes se joignent au groupe. En revanche, un autre groupe de 23&nbsp;personnes n’était toujours pas arrivé. Ils décident de ne pas les attendre et de poursuivre leur route.Le groupe se dirige vers Planken Wambuis en passant par le Mosselse Veld. En chemin, le commandant britannique, le major Maguire, ignore les protestations des guides de la Résistance néerlandaise et décide de prendre un raccourci. Le groupe se retrouve alors à Hindekamp, entre des positions d’artillerie allemandes. Après un «&nbsp;Halt!&nbsp;» allemand, une partie du groupe se cache dans les buissons. Le signal de départ est lancé, mais ne parvient pas à l’ensemble du groupe.Seuls les 40&nbsp;premiers hommes arrivent à la Heidebloemallee. Lorsque les retardataires essaient de les rejoindre, ils sont la cible de tirs allemands. Ils sont blessés et faits prisonniers. Dans la confusion, leur chef, le Major Coke, se retrouve au poste de commandement allemand où il est abattu.La première ligne et le major Maguire ont entendu cette fusillade alors qu’ils se dirigeaient vers l’ancienne autoroute&nbsp;24 (l’actuelle N224). Alors qu’ils traversent la route, le groupe se retrouve sous le feu des mitrailleuses. Les Britanniques, relativement peu armés, ne peuvent pas leur venir en aide. Les hommes fuient et se cachent dans les bois.De la première ligne, il ne reste que 17 hommes, dont le major Maguire. Ils passent l’autoroute&nbsp;12 (l’actuelle A12) en construction et s’arrêtent le long de la voie ferrée. C’est à cet endroit qu’ils sont capturés à l’aube du 18&nbsp;novembre 1944.Seuls de petits groupes parviennent à atteindre le Rhin. Au final, sur les 116&nbsp;participants, seuls sept hommes arrivent sains et saufs sur la rive sud du Rhin en territoire libéré avec les troupes américaines.Le bilan est d’autant plus triste que deux participants et un sauveteur américain sont tués au cours de l’opération. Un guide néerlandais succombe à ses blessures quelques jours plus tard. Un homme est porté disparu et n’a jamais retrouvé. Sur les 48&nbsp;participants capturés, douze sont blessés et trois sont démasqués par les Allemands comme étant des résistants. Ces derniers sont exécutés à la Woeste Hoeve le 8&nbsp;mars 1945. Les 64&nbsp;autres participants parviennent à s’échapper et à se cacher à nouveau. Wraz z inwazją na Normandię 6 czerwca 1944 r. rozpoczęło się wyzwalanie Europy. Po zaciętych walkach w lecie większość Francji i Belgii została wyzwolona w błyskawicznym tempie na początku września. W niedzielę 17 września 1944 r. alianci próbowali szybko zakończyć wojnę w Belgii, przeprowadzając operację Market Garden na terytorium Holandii. W ramach tego wielkiego planu brytyjskie jednostki powietrzne miały zdobyć mosty na Renie w pobliżu Arnhem. Ta część operacji stała się znana jako „Bitwa o Arnhem”.Plan się nie powiódł. Alianci nie dotarli dalej niż do Betuwe. Pomiędzy Arnhem a Rhenen Ren stał się linią frontu. Na południu znajdowali się alianci, na północnym brzegu oddziały niemieckie.Już w trakcie walk, a także w okresie późniejszym brytyjscy żołnierze Airborne w rejonie Arnhem i Oosterbeek zostali odcięci od własnych oddziałów. Niektórzy zostali omyłkowo zrzuceni, jak np. duża grupa, która trafiła w okolice Mossel. Inni zgubili się lub z powodu walk nie byli w stanie dotrzeć do własnych oddziałów. Byli też brytyjscy żołnierze, ranni lub nie, którzy zdołali uciec z niewoli. Wszyscy ci ludzie błąkali się po Veluwe. Dzięki pomocy ruchu oporu dostali schronienie. W Ede i okolicach ukrywało się kilkuset brytyjskich żołnierzy.W porozumieniu ze sztabem aliantów w Nijmegen postanowiono sprowadzić ich do własnych oddziałów na wyzwolonym terenie, na południe od Renu. Zorganizowano wielką operację ucieczki. W nocy z 22 na 23 października 1944 r. udało się uciec 138 mężczyznom: była to Operacja Pegaz I.Ponieważ nie wszyscy ukrywający się żołnierze alianccy mogli przystąpić do operacji Pegaz I, w listopadzie 1944 r. zaplanowana została druga operacja ucieczki: Pegaz II.W czwartek 16 listopada 1944 r. 84 żołnierzy alianckich (w tym brytyjscy żołnierze Airborne i personel sił powietrznych) oraz holenderscy cywile zebrali się w fermie kur należącej do rodziny Wolfswinkel koło Lunteren. Padał deszcz i było zimno. W nocy z 16 na 17 listopada wyruszyli w drogę. Wcześnie rano dotarli do Wekeromse Zand, gdzie spędzili dzień. Tutaj do grupy dołączyło sześć osób. Następnej nocy, z piątku 17 na sobotę 18 listopada, grupa (już łącznie 90 osób) ruszyła w kierunku farmy Westerrode przy drodze Ede-Otterlo. Grupa przybyła na miejsce później, niż przewidywano. W Westerrode dołączyły jeszcze trzy osoby. Jednak kolejna grupa licząca 23 osoby wciąż nie dotarła na miejsce. Postanowiono nie czekać na nią i iść dalej.Przez Mosselse Veld grupa skierowała się do Planken Wambuis. Po drodze brytyjski dowódca major Maguire wybrał krótszą trasę mimo protestów przewodników holenderskiego ruchu oporu. W efekcie grupa trafiła na Hindekamp pomiędzy niemieckimi stanowiskami artylerii. Po niemieckim „halt” część grupy ukryła się w krzakach. Sygnał do ruszenia nie dotarł do wszystkich.

 Operation Pegasus II Operatie Pegasus II Opération Pegasus II Operacja Pegaz II

​​​The experience enables the visitor to gain a unique insight to the build up to D-Day and the subsequent 100 days. This was the period from the landings on 6 June 1944 through to the liberation of Le Havre, 12 September 1944. In total it too 100 days to liberate the region of Normandy.&nbsp;​​The original archive footage is used to show the size and scale of the undertaking and the battle that unfolds. These archive shots are complimented at points with shots of today from the Norman countryside to the Mulberry Harbour.&nbsp;​The film is played over 9 screens that are arranged in 360 degrees, allowing the viewer to constantly look at different visuals and footage as it pieces the story together.&nbsp;​The film is very emotive and encapsulates what took place in June to September 1944, conveying the message of remembrance.​&nbsp;​Opening times for the cinema can be found on the website.&nbsp;​​&nbsp;

Circular cinema in Arromanches-les-Bains

Arromanches 360 Cinema Circulaire, 2021

The 9 screens inside showing the 100 days of the Battle of Normandy

Arromanches 360 Cinema Circulaire

​​​The experience enables the visitor to gain a unique insight to the build up to D-Day and the subsequent 100 days. This was the period from the landings on 6 June 1944 through to the liberation of Le Havre, 12 September 1944. In total it too 100 days to liberate the region of Normandy.&nbsp;​​The original archive footage is used to show the size and scale of the undertaking and the battle that unfolds. These archive shots are complimented at points with shots of today from the Norman countryside to the Mulberry Harbour.&nbsp;​The film is played over 9 screens that are arranged in 360 degrees, allowing the viewer to constantly look at different visuals and footage as it pieces the story together.&nbsp;​The film is very emotive and encapsulates what took place in June to September 1944, conveying the message of remembrance.​&nbsp;​Opening times for the cinema can be found on the website.&nbsp;​​&nbsp; L'expérience permet au visiteur d'avoir un aperçu unique de la préparation du débarquement en Normandie et des 100 jours qui ont suivi. Cette période s'étend du débarquement du 6 juin 1944 à la libération du Havre, le 12 septembre 1944. Au total, il aura fallu 100 jours pour libérer la région de Normandie.Lesimages d'archives originales sont utilisées pour montrer l'ampleur de l'entreprise et de la bataille qui se déroule. Ces images d'archives sont complétées à certains moments par des images d'aujourd'hui, de la campagne normande au port de Mulberry.Le film est diffusé sur 9 écrans disposés à 360 degrés, ce qui permet au spectateur de regarder constamment des images et des séquences différentes au fur et à mesure que l'histoire se reconstitue.Le film est très émouvant et résume ce qui s'est passé entre juin et septembre 1944, transmettant ainsi le message du souvenir. Les horaires d'ouverture du cinéma sont disponibles sur leur site web. De ervaring geeft de bezoeker een uniek inzicht in de aanloop naar D-Day en de daaropvolgende 100 dagen. Dit was de periode van de landingen op 6 juni 1944 tot de bevrijding van Le Havre op 12 september 1944. In totaal duurde het 100 dagen om Normandië te bevrijden.De originele archiefbeelden worden gebruikt om de omvang van de onderneming en de strijd die zich ontvouwt te laten zien. Deze archiefbeelden worden op sommige momenten aangevuld met beelden van vandaag, van het Normandische platteland tot de Mulberry Harbour.De film wordt afgespeeld op 9 schermen die in 360 graden zijn opgesteld, zodat de kijker voortdurend naar andere beelden en beelden kan kijken terwijl het verhaal in elkaar wordt gezet.De film is erg emotioneel en vat samen wat er tussen juni en september 1944 plaatsvond en brengt de boodschap van herdenken over. De openingstijdenvande bioscoop zijn te vinden op de website.

 Arromanches 360 bioscoop rondom Arromanches 360 Cinema Circulaire Arromanches 360 Cinema Circulaire

The Moltke Bridge was erected in 1886–1891 and named after the Prussian Field Marshal Helmut von Moltke, who was a chief of the Prussian General Staff and commander of Prussian troops during the wars against Denmark, Austria and France. In 1942, during the Allied bombings of Berlin, the bronze sculptures and the lamps on the bridge were dismantled and melted for war needs. During the Battle of Berlin, the bridge was not completely detonated by the retreating Berlin garrison, so that the units of the Soviet 79th Rifle Corps, the 23rd Tank Brigade and the IS-2 tanks from the 88th Separate Guards Heavy Tank Regiment used the bridge as a springboard for their offensive on the Reichstag. That led to an intensive fighting around and on the fortified bridge itself on 28 and 29 April 1945.The fighting led to considerable damage to the bridge, with a southern section of it falling into the Spree, but still leaving enough room for Soviet engineer troops and riflemen to cross it and secure the bridgehead on the other side of the river. Nevertheless, both German defenders and the Soviet troops suffered considerable casualties due to heavy artillery and gunfire from both sides. Due to the immense damage, removal of the bridge was considered after the war, but instead it was preserved and, in the 1980s, thoroughly restored to its original pre-war look. After the construction of the new federal government block including the new office of the federal chancellor in the 2000s and 2010s, the bridge regained got&nbsp;representative function.

Moltke Bridge nowadays

Moltke Bridge

Le pont Moltke a été érigé en 1886-1891 et porte le nom du maréchal prussien Helmut von Moltke, qui était chef de l’état-major général prussien et commandant des troupes prussiennes pendant les guerres contre le Danemark, l’Autriche et la France. En 1942, lors des bombardements alliés de Berlin, les sculptures en bronze et les lampes du pont ont été démantelées et fondues pour les besoins de la guerre. Pendant la bataille de Berlin, le pont n’a pas été complètement détruit par la garnison berlinoise en retraite, de sorte que les unités du 79è Rifle Corps soviétique, de la 23è Brigade de chars et les chars IS-2 du 88è Régiment de chars lourds des Gardes distincts ont utilisé le pont comme tremplin pour leur offensive sur le Reichstag. Cela a conduit à des combats intensifs autour et sur le pont fortifié lui-même les 28 et 29&nbsp;avril 1945. Les combats ont causé des dommages considérables au pont, dont une partie sud est tombée dans la Spree, mais donnant encore assez de place pour que les troupes du génie soviétique et les fusiliers le traversent et sécurisent la tête de pont de l’autre côté de la rivière. Néanmoins, les défenseurs allemands et les troupes soviétiques ont subi des pertes considérables à cause de l’artillerie lourde et des tirs des deux côtés. En raison d’important dommages, le retrait du pont a été envisagé après la guerre, mais a tout de même été préservé. Il a été, dans les années 1980, entièrement restauré à son aspect d’avant-guerre. Après la construction du nouveau bloc du gouvernement fédéral, comprenant le nouveau bureau du chancelier fédéral dans les années 2000 et 2010, le pont a retrouvé sa fonction représentative. Die Moltkebrücke wurde zwischen 1886 und 1891 errichtet und nach dem preußischen Generalfeldmarschall Helmut von Moltke benannt, dem Leiter des Preußischen Generalstabes und Kommandanten der preußischen Truppen in den Kriegen gegen Dänemark, Österreich und Frankreich. Im Jahr 1942, während der alliierten Bombardements, wurden die Bronzeskulpturen und Lampen der Brücke demontiert und für den Kriegsbedarf eingeschmolzen. Während der Schlacht um Berlin wurde die Brücke beim Rückzug der Berliner Garnison nur unvollständig gesprengt, weshalb sowjetische Einheiten des 79. Schützenkorps, der 23. Panzerbrigade und IS-2-Panzer des 88. Selbstständigen Garde-Panzerregiments die Brücke als Ausgangspunkt für die Offensive auf den Reichstag nutzten. Am 28. und 29.&nbsp;April 1945 kam es dadurch zu schweren Gefechten rund um die befestigte Brücke und auf der Brücke selbst. Durch die Gefechte wurde die Brücke schwer beschädigt, wobei der südliche Teil der Brücke sogar in die Spree sackte. Trotzdem gelang es sowjetischen Ingenieurs- und Schützentruppen, die Brücke zu überqueren und einen Brückenkopf am anderen Ufer zu errichten. Nichtsdestotrotz erlitten sowohl die deutschen Verteidiger als auch die sowjetischen Truppen zahlreiche Verluste durch den schweren Artilleriebeschuss und Gewehrfeuer von beiden Seiten. Aufgrund der schweren Schäden wurde nach Kriegsende ein vollständiger Abriss der Brücke in Betracht gezogen, sie blieb jedoch erhalten und in den 1980er Jahren schlussendlich in ihrem ursprünglichen Erscheinungsbild der Vorkriegszeit wiederhergerichtet. Mit dem Bau der neuen Regierungsgebäude einschließlich des neuen Bundeskanzleramtes in den 2000er und 2010er Jahren erhielt die Brücke ihre repräsentative Funktion zurück. De Moltkebrücke werd tussen 1886 en 1891 gebouwd en is vernoemd naar de Pruisische veldmaarschalk Helmut von Moltke, chef van de Pruisische Generale Staf en troepencommandant tijdens de oorlogen tegen Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk. Tijdens de geallieerde bombardementen op Berlijn in 1942 werden de bronzen beelden en de lampen op de brug gesloopt en omgesmolten voor oorlogsdoeleinden. Tijdens de Slag om Berlijn werd de brug niet volledig opgeblazen door het terugtrekkende Berlijnse garnizoen. Hierdoor konden het 79e Schutterskorps, de 23e Tankbrigade en de IS-2-tanks van het 88e Zelfstandige Garde Zware-Tank-Regiment de brug gebruiken als springplank voor hun offensief op de Rijksdag. Dit leidde tot hevige gevechten rond en op de versterkte brug op 28 en 29 april 1945. De gevechten leidden tot aanzienlijke schade aan de brug. Een deel aan de zuidkant stortte zelfs in de rivier de Spree. Er bleef echter nog genoeg ruimte over voor de ingenieurstroepen en schutters van het Sovjetleger om de brug over te steken en het bruggenhoofd aan de andere kant van de rivier veilig te stellen. Zowel de Duitse verdedigers als de Sovjettroepen leden echter aanzienlijke verliezen als gevolg van zwaar artillerie- en geschutvuur van beide kanten. Vanwege de enorme schade werd overwogen de brug na de oorlog te verwijderen. Toch werd hij behouden en in de jaren 1980 grondig gerestaureerd tot zijn oorspronkelijke, vooroorlogse vorm. Na de bouw van het nieuwe blok van de federale regering, waaronder de nieuwe ambtswoning van de bondskanselier, in de jaren 2000 en 2010, heeft de brug zijn representatieve functie teruggekregen.

 Pont Moltke Moltkebrücke Moltke Brug

Constructed between 1942 and 1944, the Atlantic Wall was a coastal defence built along the coastline of mainland Europe. This was essentially an extensive wall with fortifications designed to stop the Allies from successfully landing on the coastline, and beyond it lay millions of mines to try and prevent parachutists circumnavigating the wall and landing on the beach. In order to overcome this barrier, replicas portions of the wall were constructed in the lead up to D-Day to rehearse the break through the wall and glean the effectiveness of various weaponry. Erwin Rommel believed that unless the Allied troops could be stopped before they unloaded onto the beaches, there could be little chance of preventing an invasion.&nbsp;The wall built at Hankley Common is around 100 metres long, 3 meters tall and 3.5 metres thick yet still shows evidence of having been successfully breached a number of times, from weaponry and demolition devices. The wall was constructed on an iron framework, using concrete and with a pair of steel gates separating it into two parts. Raiding parties were reportedly sent across the Channel to measure the real thing so the training would be as realistic as possible. It is clear that a number of training exercises occurred on the common, with nearby obstacles such as a set of ‘Dragon’s teeth’ which were raised concrete blocks to prevent tank movements and control the direction of troop movements. Of the weaponry trialled it was believed the Churchill Mark II tank fitted with a ‘Double Onion’, a device to lay charges at height, was used to place 1000 lbs of charge on a wire frame. &nbsp;Troops were most likely billeted at the nearby Elstead camp, and local residents were most likely aware of these activities, given the number of big bangs occurring. There were a number of complaints purportedly sent to the War department for broken windows and cracked ceilings. The wall is now cared for by the Defence Training Estates, and the area is periodically used for MOD training. &nbsp;

The wall as it looks now, covered by moss and lichen, with the iron structure visible.

The Atlantic Wall

A plaque added in 2003 mounted on the wall marks its purpose and importance in the preparations for D-Day.

The Atlantic Wall Plaque at Hankley Common

Hankley Common Atlantic Wall

Construit entre 1942 et 1944, le Mur de l’Atlantique était une défense côtière construite le long du littoral de l’Europe continentale. Il s’agissait essentiellement d’un immense mur avec des fortifications conçues pour empêcher les Alliés de débarquer sur le littoral. Au-delà, des millions de mines étaient disposées pour empêcher les parachutistes de contourner le mur et d’atterrir sur la plage. Afin de surmonter ces obstacles, des répliques du mur ont été construites à l’approche du jour J pour s’entraîner à les franchir et évaluer l'efficacité de différentes armes. Erwin Rommel pensait qu’à moins de pouvoir arrêter les troupes alliées avant leur débarquement sur les plages, il y avait peu de chances d’empêcher une invasion.&nbsp;Le mur construit à Hankley Common mesure environ 100 mètres de long, 3 mètres de haut et 3,5 mètres d'épaisseur. Pourtant, il présente toujours des traces de multiples brèches, que ce soit par des armes ou des engins de démolition. Le mur a été construit sur une armature en fer, en utilisant du béton et avec une paire de portes en acier le séparant en deux parties. Des groupes d’attaque auraient été envoyés de l’autre côté de la Manche pour mesurer la situation réelle afin que l’entraînement soit aussi réaliste que possible. Il est clair qu’un certain nombre d’exercices d’entraînement ont eu lieu sur les terrains communs, avec des obstacles à proximité tels que les «&nbsp;dents du dragon&nbsp;», qui étaient des blocs de béton surélevés destinés à empêcher les mouvements des chars et contrôler la direction des mouvements des troupes. Parmi les armes testées, on pense que le char Churchill Mark II équipé d'un «&nbsp;double oignon&nbsp;», un dispositif permettant de poser des charges en hauteur, a été utilisé pour placer 1 000 livres de charge sur un cadre métallique.&nbsp;Les troupes étaient très vraisemblablement cantonnées au camp d’Elstead situé à proximité, et les résidents locaux étaient très probablement au courant de ces activités, étant donné le nombre de grosses détonations qui se produisaient. Un certain nombre de plaintes auraient été envoyées au ministère de la Guerre pour des fenêtres cassées et des plafonds fissurés. Le mur est maintenant entretenu par les Services d’instruction de la Défense, et la zone est périodiquement utilisée pour la formation du MOD. &nbsp; Der zwischen 1942 und 1944 errichtete Atlantikwall war eine Schutzanlage entlang der Küste des europäischen Festlands. Dabei handelte es sich im Wesentlichen um einen weitläufigen Schutzwall mit Befestigungsanlagen, dessen Zweck darin bestand, eine alliierte Landung an der Küste zu verhindern. Hinter dem Wall wurden Millionen von Minen vergraben, um rückwärtige Angriffe durch Fallschirmspringer zu erschweren. Während der Vorbereitung auf den D-Day wurden Abschnitte des Walls nachgebaut, um den Durchbruch zu üben und die Wirksamkeit verschiedener Waffen zu erproben. Erwin Rommel war davon überzeugt, dass eine Invasion nur verhindert werden konnte, wenn man die Alliierten davon abhalten konnte, ihre Truppen an den Stränden zu entladen.&nbsp;Der Nachbau des Walls in Hankley Common ist rund 100 Meter lang, 3 Meter hoch und 3,5 Meter dick. Trotz dieser beeindruckenden Maße zeugen Spuren davon, dass der Wall mehrfach erfolgreich mithilfe von Waffen und Sprengsätzen durchbrochen wurde. Der Wall wurde aus Stahlbeton errichtet und wurde durch zwei Stahltore in zwei Teile geteilt. Berichten zufolge wurden Überfallkommandos über den Ärmelkanal gesandt, um den echten Wall zu vermessen, um die Übungsbedingungen so realistisch wie möglich zu gestalten. Es steht außer Zweifel, dass eine Reihe von Übungen auf dem Gelände in Hankley Common durchgeführt wurden, da in der Nähe Hindernisse wie „Drachenzähne“ zu finden sind – zahnförmige Panzersperren aus Beton, mit denen Truppenbewegungen kontrolliert werden sollen. Es wird angenommen, dass hier unter anderem Panzer vom Typ Churchill Mark II mit einer „Doppelzwiebel“, einer Vorrichtung, mit der Sprengladungen von 1.000 Pfund in großer Höhe angebracht werden konnten, getestet wurde. &nbsp;Die Truppen waren höchstwahrscheinlich im nahe gelegenen Lager Elstead einquartiert und die umliegenden Anwohner wussten wahrscheinlich von den Übungen, da es immer wieder zu lautstarken Explosionen kam. Außerdem erhielt das Kriegsministerium eine von Anwohnern eine Reihe von Beschwerden über zerbrochene Fenster und Risse in der Decke. Heute wird der Wall von den Defence Training Estates gepflegt und das Gelände wird regelmäßig durch das Verteidigungsministerium für Übungen genutzt. &nbsp; De Atlantikwall werd gebouwd tussen 1942 en 1944 en was een verdedigingslinie die langs de kust van het Europese vasteland liep. Deze linie was in wezen een enorme muur van vestingwerken die moest voorkomen dat de geallieerden via de kust aan land zouden komen. Achter de muur lagen miljoenen mijnen die het parachutisten onmogelijk moesten maken om de muur te omzeilen en op het strand te landen. Om deze barrière te doorbreken, werden in de aanloop naar D-Day delen van de muur nagebouwd. Zo kon de doorbraak worden geoefend en de effectiviteit van verschillende wapens worden gepeild. Erwin Rommel geloofde dat er weinig kans zou zijn om een invasie te voorkomen als het de geallieerde troepen zou lukken op de stranden te landen.&nbsp;De muur die in Hankley Common werd gebouwd is ongeveer 100 meter lang, 3 meter hoog en 3,5 meter dik. Er is nog steeds te zien dat hij een aantal keer met succes is doorbroken door middel van wapens en sloopwerktuigen. De muur werd gebouwd rond een ijzeren frame en bestaat verder uit beton en een paar stalen poorten die hem in twee stukken opdeelt. Naar verluidt werden er invaltroepen over het Kanaal gestuurd om de echte muur te meten. Zo kon de training zo nauwkeurig mogelijk worden nagebootst. Het is duidelijk te zien dat er trainingen plaatsvonden op de weide. Zo zijn er een stel 'drakentanden' te vinden, verhoogde betonnen blokken om tankbewegingen te voorkomen en de richting van troepenverplaatsingen te controleren. Onder het geteste wapentuig bevond zich een Churchill Mark II-tank, uitgerust met een 'Double Onion', een apparaat om ladingen op hoogte te leggen. Hiervan wordt aangenomen dat hij werd gebruikt om 1000 pond lading op een draadframe te plaatsen. &nbsp;De troepen waren waarschijnlijk ingekwartierd in het nabijgelegen kamp Elstead. De plaatselijke bewoners waren waarschijnlijk op de hoogte van hun activiteiten, gezien het aantal grote knallen dat ze moeten hebben gehoord. Er zouden een aantal klachten naar het Britse oorlogsdepartement zijn gestuurd vanwege gebroken ruiten en gebarsten plafonds. De muur wordt nu onderhouden door de Defence Training Estate (organisatie voor het beheer van oefenterreinen voor defensie). Het gebied wordt van tijd tot tijd gebruikt voor trainingen van het Britse ministerie van Defensie. &nbsp;

 Mur de l’Atlantique de Hankley Common Der Atlantikwall in Hankley Common Hankley Common Atlantikwall

During the preparations for Operation Overlord, large camps were established in Southeast England to accommodate troops and equipment before they embarked for Normandy. The camp in Creech Woods had provision for 3,850 men and 300 vehicles and also became a temporary headquarters for General Eisenhower and General Montgomery, who used the nearby Creech House situated in the Forest of Bere. Several regiments used the camp, including the British 3rd Infantry Division, the 2nd Battalion of the Lincolnshire Regiment, and later Canadian troops. The Canadian troops of the Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders embarked to land on Juno Beach during Operation Overlord. As the camp was closed to civilians, the surrounding roads were blocked by armed guards, and only the local residents could access their homes by providing some proof of address. Tanks and other armoured vehicles lined the roads, and the crews lived in their respective vehicles relying on local residents for water and the odd home comfort. A rapport developed between some residents and the men stationed on their doorsteps, providing them with cups of tea and hot meals, until one day they were no longer there, having embarked under the cover of night time. The camp was not without risk. Although heavily camouflaged, there was a danger that if the camp should be discovered by German reconnaissance pilots, the whole area could be bombed destroying houses and killing the civilians. Thankfully, the camp was not discovered, and instead German bombers targeted central Portsmouth and its dockyard. When the camp was later converted to a prisoner of war camp, the lasting impact was felt far beyond the conclusion of the war, with many prisoners of war reportedly remaining in the area to work on local farms. &nbsp;

Now a rather more tranquil scene, Creech Woods was the temporary home to thousands of soldiers during the preparations for D-Day.

View of Creech Woods

Sergeant Ernest Docherty composes a letter sitting atop his kit in the camp within Creech Woods in April 1944.

Troops encamped at Creech Woods, Denmead, April 1944

Creech Woods assembly camps A11 and A12

Pendant les préparatifs de l'opération Overlord, de grands campements ont été érigés dans le sud-est de l’Angleterre pour accueillir les troupes et le matériel avant leur embarquement pour la Normandie. Le camp de Creech Woods pouvait accueillir 3&nbsp;850 hommes et 300 véhicules et est également devenu un quartier général temporaire des généraux Eisenhower et Montgomery, qui ont utilisé la Creech House située dans la forêt de Bere. Plusieurs régiments ont utilisé le camp, notamment la 3ème division d’infanterie britannique, le 2ème bataillon du Lincolnshire Regiment, et plus tard les troupes canadiennes. Les troupes canadiennes des Stormont, Dundas et Glengarry Highlanders y ont embarqué pour débarquer sur la plage Juno pendant l’opération Overlord. Le camp étant interdit aux civils, les routes environnantes étaient bloquées par des gardes armés, et seuls les résidents locaux pouvaient accéder à leur maison en fournissant un justificatif de domicile. Des chars et d’autres véhicules blindés bordaient les routes, et les équipages vivaient dans leurs véhicules respectifs en comptant sur les habitants locaux pour les approvisionner en eau et leur apporter un peu de confort. Une complicité s’est développée entre certains résidents et les hommes postés sur le pas de leur porte. Ils leur offraient des tasses de thé et des repas chauds, jusqu’au jour où ils ont disparu, après avoir été embarqués à la faveur de la nuit. Le camp n’était pas sans risque. Bien que fortement camouflé, il existait un risque que le camp soit découvert par des pilotes de reconnaissance allemands et que toute la zone soit bombardée, détruisant les maisons et tuant des civils. Heureusement, le camp n’a pas été découvert, et les bombardiers allemands ont plutôt visé le centre de Portsmouth et son chantier naval. Lorsque le camp a ensuite été transformé en camp de prisonniers de guerre, l’impact durable s’est fait sentir bien au-delà de la fin de la guerre, puisque de nombreux prisonniers de guerre seraient restés dans la région pour travailler dans les fermes locales. Während der Vorbereitungen für die Operation Overlord wurden im Südosten Englands große Lager errichtet, um Truppen und deren Ausrüstung vor dem Verschiffen in Richtung Normandie unterzubringen. Das Lager in Creech Woods bot Platz für 3.850 Mann und 300 Fahrzeuge und diente auch vorübergehend als Hauptquartier für General Eisenhower und General Montgomery, die das nahe gelegene Creech House im Wald von Bere bezogen. Mehrere Regimenter nutzten das Lager, darunter die britische 3. Infanteriedivision, das 2. Bataillon des Lincolnshire-Regiments und später auch kanadische Truppen. Die kanadischen Truppen des Regiments Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders landeten während der Operation Overlord am Juno Beach. Da das Lager für Zivilisten gesperrt war, wurden auf den umliegenden Straßen schwer bewachte Blockaden errichtet und Anwohner mussten einen Adressnachweis vorzeigen, um ihre Häuser zu betreten. Panzer und andere gepanzerte Fahrzeuge säumten die Straßen. Die Fahrzeugbesatzungen lebten in ihren jeweiligen Fahrzeugen und wurden von den Anwohnern mit Wasser und kleineren Annehmlichkeiten versorgt. Zwischen einigen Bewohnern und den Männern, die vor ihren Haustüren stationiert waren und die sie mit Tee und warmen Mahlzeiten versorgten, entwickelte sich ein gutes Verhältnis, bis sie eines Morgens verschwunden waren, weil sie im Schutz der Dunkelheit mobilisiert wurden. Die Lager waren zwar gut getarnt, es bestand jedoch die Gefahr, dass das von deutschen Aufklärungsfliegern entdeckt wurde. Das hätte die Bombardierung des gesamten Gebiets nach sich gezogen, wodurch viele Häuser zerstört und viele Zivilisten getötet worden wären. Glücklicherweise wurde das Lager nicht entdeckt. Stattdessen flogen die deutschen Bomber Angriffe auf das Zentrum von Portsmouth und die dortige Werft. Die Auswirkungen der späteren Umwandlung des Lagers in ein Kriegsgefangenenlager waren bis weit nach Kriegsende hinaus spürbar. Berichten zufolge blieben viele Kriegsgefangene in der Gegend und arbeiteten auf den Bauernhöfen der Region. Tijdens de voorbereidingen voor Operatie Overlord werden in Zuidoost-Engeland grote kampen opgezet om troepen en materieel onder te brengen voordat zij naar Normandië vertrokken. Het kamp in Creech Woods bood plaats aan 3850 militairen en 300 voertuigen. Ook diende het als tijdelijk hoofdkwartier voor generaal Eisenhower en generaal Montgomery, die gebruik maakten van het nabijgelegen Creech House gelegen in het Forest of Bere. Diverse regimenten, waaronder de Britse 3e Infanteriedivisie, het 2e bataljon van het Lincolnshire Regiment en later ook Canadese troepen, vestigden zich in het kamp. De Canadese troepen van de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders zouden tijdens Operatie Overlord landen op Juno Beach. Aangezien het kamp gesloten was voor burgers, werden de omliggende wegen geblokkeerd door gewapende bewakers. Alleen aanwonenden konden toegang krijgen tot hun huizen door een adresbewijs te overleggen. Tanks en andere pantservoertuigen stonden langs de wegen. De bemanningen woonden in hun voertuigen en waren voor water en eventueel huiselijk comfort afhankelijk van de plaatselijke bevolking. Er ontstond een goede verstandhouding tussen sommige inwoners en de mannen die voor hun deur bivakkeerden. Ze deelden kopjes thee en warme maaltijden met elkaar, totdat ze op een dag plots waren verdwenen. In het holst van de nacht waren de militairen ingescheept. Het kamp was niet zonder risico. Hoewel het kamp goed gecamoufleerd was, bestond het gevaar dat het door Duitse verkenningspiloten zou worden ontdekt. In dat geval zou mogelijk hele gebied worden gebombardeerd, met catastrofale gevolgen voor de huizen en burgers. Gelukkig werd het kamp niet ontdekt, maar richtten Duitse bommenwerpers zich op het centrum van Portsmouth en de scheepswerf. Toen het kamp later werd omgevormd tot krijgsgevangenkamp, bleven de gevolgen tot ver na het einde van de oorlog merkbaar. Naar verluidt bleven veel krijgsgevangenen in het gebied om op plaatselijke boerderijen te werken.

 Camps de regroupement de Creech Woods A11 et A12 Bereitstellungsräume A11 und A12 in Creech Woods Creech Woods verzamelkampen A11 en A12

HMS Vernon has served as a shore establishment in Portsmouth since 1876 when HMS Vernon was its floating base. From the outbreak of the First World War, HMS Vernon acted as the torpedo school for the Royal Navy and this grew to incorporate the development of anti-submarine mine technology and the naval diver training school. Of particular note, staff at HMS Vernon deactivated the first German magnetic mine and were able to develop counter measures. During the Second World War, Portsmouth was subjected to extensive air attacks, and it became necessary to move many of the departments to safer locations such as the Roedean School in Brighton, Havant, Purbrook and Stokes Bay.&nbsp;Despite the evacuation, some operations and training continued at HMS Vernon and many of the experiments conducted informed the execution of D-Day and later inspired further developments in anti-mine work. The diving school had developed clearance diving as a response to the many booby traps laid in the approaches to the D-Day landing beaches. In the preparations for D-Day, HMS Vernon was home to Task Force ‘S’ which landed troops on Sword Beach on 6 June 1944. One of two naval task forces which included around 7,000 vessels landed over 132,000 troops in the naval aspect of the Normandy landings: Operation Neptune. The Eastern Task Force, which included Task Force ‘S’, was responsible for ensuring the safe delivery of troops to Sword Beach and the subsequent patrolling of the French coast. Among the ships involved were HMS Largs, HMS Locust, HMS Dacres and HMS Goathland. HMS Vernon was also the base for the motor torpedo boat force that accompanied many of the larger vessels conveying the landing troops. An incredibly dangerous task, the MTB force formed a protective barrier between German E-boats and the Allied vessels. &nbsp;

The original torpedo school at HMS Vernon was primarily a floating base, one site being the ship HMS Vernon, before moving ashore in the First World War. 

The figurehead from the original HMS Vernon

The site of HMS Vernon still retains many historical features such as the original customs house building and the figurehead of HMS Vernon. 

Gunwharf Quays, the site of the old HMS Vernon shore establishment

This scene of a group of naval officers being briefed by Lieutenant Commander Peter Scott was taken before embarking on an anti-E-boat patrol in June 1944. 

Motor torpedo boat officers at HMS Vernon

HMS Vernon

&nbsp; Le HMS Vernon sert d’établissement terrestre à Portsmouth depuis 1876, date à laquelle le HMS Vernon était sa base flottante. Dès le début de la Première Guerre mondiale, le HMS Vernon a fait office d’école de torpilles pour la Royal Navy. Cette fonction a évolué pour intégrer le développement de la technologie des mines anti-sous-marines et l’école de formation des plongeurs de la marine. Il convient de souligner que le personnel du HMS Vernon a désactivé la première mine magnétique allemande et a pu développer des contre-mesures. Pendant la Seconde Guerre mondiale, Portsmouth a subi d’importantes attaques aériennes et il a fallu déplacer de nombreux départements vers des lieux plus sûrs, comme l'école Roedean à Brighton, Havant, Purbrook et Stokes Bay.&nbsp;Malgré l’évacuation, certaines opérations et formations se sont poursuivies au HMS Vernon et nombre des expériences menées ont contribué à la réalisation du jour J et ont ensuite inspiré de nouveaux développements dans le domaine de la lutte anti-mines. L’école de plongée avait développé la plongée de déminage en réponse aux nombreux pièges posés aux abords des plages du débarquement. Lors des préparatifs du jour J, le HMS Vernon abritait la Task Force «&nbsp;S&nbsp;» qui débarqua des troupes sur Sword Beach le 6 juin 1944.L’une des deux forces opérationnelles navales, qui comprenaient environ 7&nbsp;000 navires, a débarqué plus de 132&nbsp;000 soldats dans le cadre du volet naval du débarquement en Normandie&nbsp;: l'opération Neptune. La Task Force de l’Est, qui comprenait la Task Force «&nbsp;S&nbsp;», était chargée d’assurer la livraison en toute sécurité des troupes à Sword Beach et de patrouiller ensuite sur les côtes françaises. Parmi les navires impliqués figuraient les HMS Largs, HMS Locust, HMS Dacres et HMS Goathland. Le HMS Vernon était également la base de la force des torpilleurs à moteur qui accompagnaient la plupart des grands navires transportant les troupes de débarquement. La force MTB a formé une barrière protectrice entre les E-boats allemands et les navires alliés, une tâche incroyablement dangereuse. Die HMS Vernon diente seit 1876 als Marinestützpunkt in Portsmouth, als die HMS Vernon noch ein schwimmender Stützpunkt war. Ab dem Ausbruch des Ersten Weltkriegs diente die HMS Vernon als Torpedoschule für die Royal Navy. Später wurden hier auch eine Schule für die Entwicklung von Minenabwehrmaßnahmen und eine Ausbildungsstätte für Marinetauchern eingerichtet. Dem Personal der HMS Vernon gelang es auch, die erste intakt geborgene deutsche Magnetmine zu entschärfen und Gegenmaßnahmen zu entwickeln. Während des Zweiten Weltkriegs war Portsmouth immer wieder Ziel von Bombardements, weshalb viele der Abteilungen an sicherere Standorte wie die Roedean School in Brighton, Havant, Purbrook und Stokes Bay verlegt werden mussten.&nbsp;Trotz dieser Evakuierungsmaßnahmen wurden die HMS Vernon weiter für einige Operationen und Übungen genutzt. Viele der Erkenntnisse der hier durchgeführten Experimente flossen in die Vorbereitung auf den D-Day ein und inspirierten später weitere Entwicklungen im Bereich der Minenbekämpfung. In der Tauchschule wurden als Reaktion auf die vielen Sprengfallen, die in den Fahrwassern zu den D-Day-Landungsstränden ausgelegt waren, Räumungstaucher ausgebildet. Im Rahmen den Vorbereitungen auf den D-Day beherbergte die HMS Vernon auch die Task Force „S“, die am 6. Juni 1944 Truppen am Sword Beach anlandete. Eine der zwei Marine-Einsatzgruppen, die etwa 7.000 Schiffe umfasste, brachte im Rahmen der Operation Neptun in der Normandie über 132.000 Truppen an Land. Die Eastern Task Force, zu der auch die Task Force „S“ gehörte, war für die sichere Anlandung der Truppen am Sword Beach und anschließend für Patrouillen entlang der französischen Küste verantwortlich. Zu den beteiligten Schiffen gehörten die HMS Largs, die HMS Locust, die HMS Dacres und die HMS Goathland. Die HMS Vernon war auch der Stützpunkt für die Motortorpedoboote, die viele der größeren Schiffe, die die Landungstruppen transportierten, begleiteten. Diese Motortorpedoboote hatten die unglaublich gefährliche Aufgabe, eine schützende Barriere zwischen den deutschen Schnellbooten und den alliierten Schiffen zu bilden. HMS Vernon diende sinds 1876 als drijvende basis van de kustvestiging in Portsmouth. Vanaf het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog fungeerde HMS Vernon als torpedoschool voor de Royal Navy (Britse koninklijke marine). Later werden er ook anti-onderzeebootmijnen ontwikkeld en werd de opleiding voor marineduikers er ondergebracht. Het personeel van HMS Vernon maakte de eerste Duitse magnetische mijn onschadelijk en ontwikkelde passende tegenmaatregelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Portsmouth onderworpen aan uitgebreide luchtaanvallen. Hierdoor moesten veel van de afdelingen worden verplaatst naar veiligere locaties, zoals de Roedean School in Brighton, Havant, Purbrook en Stokes Bay.&nbsp;Ondanks de evacuatie werden sommige operaties en trainingen op HMS Vernon voortgezet. Veel van de uitgevoerde experimenten waren van invloed op de uitvoering van D-Day en vormden later een inspiratiebron voor verdere ontwikkelingen op het gebied van mijnbestrijding. Als reactie op de vele boobytraps die rond de landingsstranden van D-Day waren gelegd, begon de duikschool specialistische duikers op te leiden die deze onschadelijk konden maken. Tijdens de voorbereidingen op D-Day was HMS Vernon de thuishaven van Task Force 'S', die op 6 juni 1944 troepen landde op Sword Beach. Een van de twee marinetaskforces die uit ongeveer 7000 schepen bestond, arriveerde met meer dan 132.000 troepen tijdens het marine-onderdeel van de landingen in Normandië: Operatie Neptune. De Eastern Task Force, waartoe Task Force 'S' behoorde, was verantwoordelijk voor de veilige aanvoer van troepen naar Sword Beach en de daaropvolgende patrouille over de Franse kust. Onder de betrokken schepen waren de HMS Largs, HMS Locust, HMS Dacres en HMS Goathland. HMS Vernon was ook de basis voor de motortorpedoboten die veel van de grotere schepen met landingstroepen aan boord begeleidde. Deze riskante missie voerden ze uit door een beschermende barrière te vormen tussen de Duitse E-boten en de geallieerde schepen. &nbsp;&nbsp;

 HMS Vernon HMS Vernon HMS Vernon

An unlikely memorial to the two million American troops who passed through Southampton, the ‘Graffiti Wall’ bears the names of numerous men who scratched their names into the bricks sometime before their embarkation for the D-Day beaches. The location of the wall, very close to the docks, suggests that the men may have been queued in the streets surrounding the docks whilst awaiting a ship, carving their names in the meanwhile. The wall has unfortunately begun to crumble in places and without a barrier to protect it, will only worsen over time. However, the Maritime Archaeology Trust has conducted a project to digitally document the names etched into the wall and the names can now be explored via an excellent digital 3D model accessible on their website. &nbsp;Of the many names on the wall, a number have been identified and traced to individuals who served in the Battle of the Bulge. Not much is known about many of the men, but amongst them are fascinating stories such as that of James Dodd, who arrived in Southampton in December 1944 and served with the 449th Quartermasters Corps, a service unit made up of Black and African Americans. The Quartermasters were responsible for many of the logistical requirements supporting combat troops such as food and fuel, and as such James’ unit had the important role of ensuring that advancing companies had a steady supply of fuel available at supply points. &nbsp;

The red brick wall can be seen near to the entrance of the hotel complex.

D-Day Wall, Western Esplanade

The D-Day Wall includes carvings that date from a few days after D-Day until December 1946. It has now been digitally recorded using enhanced images.

The D-Day Graffiti Wall, WW2

D-Day Graffiti Wall

Un mémorial improbable de deux millions de soldats américains qui sont passés par Southampton. Le «&nbsp;mur de graffitis&nbsp;» porte les noms de nombreux hommes qui ont gravé leur nom sur les briques quelque temps avant leur embarquement pour les plages du jour J. L’emplacement du mur, très proche des quais, suggère que les hommes ont peut-être fait la queue dans les rues entourant les quais en attendant un bateau, gravant leurs noms pendant ce temps. Le mur a malheureusement commencé à s’effriter par endroits et, sans barrière pour le protéger, ne fera que s’aggraver avec le temps. Cependant, le Maritime Archaeology Trust a mené un projet visant à documenter numériquement les noms gravés sur le mur. Ces noms peuvent désormais être observés grâce à un excellent modèle numérique en 3D accessible sur leur site web. &nbsp;Parmi les nombreux noms inscrits sur le mur, un certain nombre ont été identifiés et rattachés à des personnes ayant servi dans la bataille des Ardennes. On ne sait pas grand-chose sur bon nombre de ces hommes, mais parmi eux se trouvent des histoires fascinantes, comme celle de James Dodd, qui est arrivé à Southampton en décembre 1944 et a servi dans le 449ème Quartermasters Corps, une unité de service composée de Noirs et d’Afro-Américains. Les quartiers-maîtres étaient responsables d’une grande partie des besoins logistiques des troupes de combat, tels que la nourriture et le carburant, et à ce titre, l’unité de James avait le rôle important de s’assurer que les compagnies en progression disposaient d’un approvisionnement régulier en carburant aux points de ravitaillement. &nbsp; Diese Mauer ist ein unwahrscheinliches Denkmal für die zwei Millionen amerikanischen Soldaten, die Southampton durchquerten. Unzählige Männer ritzten vor dem D-Day ihren Namen in die Ziegelsteine dieser „Graffitiwand“, bevor sie eingeschifft wurden. Da die Mauer in unmittelbarer Nähe der Docks liegt, wird vermutet, dass die Männer in den Straßen rund um die Docks Schlange standen, während sie auf ihr Schiff warteten, und in der Zwischenzeit ihre Namen einritzten. Leider ist die Mauer an einigen Stellen schwer verwittert und ohne eine schützende Barriere wird sie mit der Zeit nur noch weiter zerbröckeln. Der Maritime Archaeology Trust hat jedoch ein Projekt durchgeführt, um die in die Mauer geritzten Namen digital zu dokumentieren. Neugierige Besucher können die Namen jetzt über ein hervorragendes digitales 3D-Modell auf ihrer Website erkunden. &nbsp;Einige der vielen Namen auf der Mauer konnten identifiziert und zu Personen zurückverfolgt werden, die in der Ardennenoffensive dienten. Über viele der Männer ist nicht viel bekannt, aber unter ihnen gibt es faszinierende Geschichten wie die von James Dodd, der im Dezember 1944 in Southampton ankam und im 449th Quartermasters Corps diente, einer Einheit, die aus schwarzen und afroamerikanischen Soldaten bestand. Die Quartermasters waren für viele der logistischen Bemühungen zur Unterstützung der Kampftruppen verantwortlich, wie z.&nbsp;B. für Lebensmittel und Treibstoff. So hatte James’ Einheit die wichtige Aufgabe, dafür zu sorgen, dass die vorrückenden Kompanien an den Versorgungspunkten ständig mit Treibstoff versorgt waren. &nbsp; De Graffiti Wall (graffitimuur) is een buitengewoon monument voor de twee miljoen Amerikaanse troepen die Southampton aandeden. Talloze mannen krasten hun naam in de bakstenen vlak voordat ze aan boord gingen voor hun reis naar de stranden van D-Day. De plaats van de muur, vlak bij de aanlegplaatsen, doet vermoeden dat de mannen in de omliggende straten in de rij hebben gestaan in afwachting van een schip en ondertussen hun namen erin hebben gekerfd. De muur is helaas op sommige plekken aan het afbrokkelen en zal zonder beschermende barrière in de loop van de tijd verder achteruitgaan. De Maritime Archaeology Trust (trust voor zeevaartarcheologie) heeft echter een project opgezet om de in de muur gekraste namen digitaal te documenteren. Deze zijn nu te bekijken via een prachtig 3D-model op de website van de organisatie. &nbsp;Van de vele namen op de muur zijn er een aantal geïdentificeerd en gekoppeld aan personen die in het Ardennenoffensief hebben gediend. Over veel van de mannen is maar weinig bekend. Toch zijn er een aantal fascinerende verhalen te vertellen, zoals dat van James Dodd. Hij kwam in december 1944 aan in Southampton en diende bij het 449e Quartermasters Corps, een diensteenheid die werd gevormd door Afro-Amerikanen. Zij waren verantwoordelijk voor veel van de logistieke behoeften ter ondersteuning van de gevechtstroepen. Zo zorgde James' eenheid niet alleen voor voedsel, maar voorzag deze de oprukkende compagnieën ook van een regelmatige voorraad brandstof op bevoorradingspunten. &nbsp;

 Mur de graffitis du jour J D-Day-Graffitiwand D-Day Graffiti Wall

The commemorative stone in Southsea was unveiled in June 1948, exactly four years after the Normandy landings took place. It was designed as a copy of the concrete blocks which were placed around the southeast coast of England as protection against invasion forces and bears the following inscription: &nbsp;(Facing the sea)“D-DAY 6 JUNE 1944.” &nbsp;(Facing inland - left)“1940FRANCE AND THE LOW COUNTRIES HAVING BEENOVERRUN WE LABOUREDALONE TO OBSTRUCTOUR COASTS WITH SUCHBLOCKS AS THIS AGAINSTINVASION BY THEENEMIES OF FREEDOM”&nbsp;(Facing inland - right)“1944YET FROM THIS VERY BEACH IN THE COMPANYOF POWERFUL ALLIEDMANY THOUSANDS OFOUR MEN EMBARKED ONTHE GREAT ADVENTURE OFLIBERATING EUROPE ANDACHIEVED THEIR OBJECTIVE.”&nbsp;(Below in the wall)“THIS MEMORIAL WAS UNVEILED BYFIELD MARSHAL The Rt Hon the VISCOUNTMONTGOMERY OF ALAMEIN K.G.,G.C.B.,D.S.O.ON THE 6th JUNE 1948”&nbsp; Its location opposite South Parade Pier is poignant in itself, as the pier was used as an embarkation point. The seafront area was closed off to civilians in 1943 and local residents close to the area had to show special passes to pass in and out. The pier had been requisitioned by the government, and parts of it were dismantled to build much larger platforms and scaffolding in order to load as many troops as possible onto the waiting craft. 27 men from Southsea were killed in Normandy during the landings and Battle of Normandy. The stone has been a site for numerous D-Day memorial services, included the one to mark the 75th anniversary in 2019, attended by Her Majesty the Queen, the prime minister and D-Day veterans.&nbsp;&nbsp;

The stone, unveiled in 1948, bears an inscription commemorating the lives lost in the liberation of Western Europe.

D Day Memorial Stone, Southsea

Field Marshal Montgomery unveils the memorial on 6 June 1948, amidst a ceremony with the Royal Marines Band

Memorial unveiling ceremony, 6 June 1948

Portsmouth D-Day Memorial

La pierre commémorative de Southsea a été inaugurée en juin 1948, quatre ans exactement après le débarquement en Normandie. Elle a été conçue comme une réplique des blocs de béton placés autour de la côte sud-est de l’Angleterre pour se protéger des forces d’invasion et porte l’inscription suivante&nbsp;: &nbsp;(Face à la mer)«&nbsp;JOUR J DU 6 JUIN 1944.&nbsp;» &nbsp;(Face à l’intérieur des terres - gauche)«&nbsp;1940LA FRANCE ET LES PAYS BAS AYANT ÉTÉENVAHIS, NOUS AVONS TRAVAILLÉSEULS POUR OBSTRUERNOS CÔTES AVEC DESBLOCS COMME CELUI-CI CONTREL'INVASION DESENNEMIES DE LA LIBERTÉ&nbsp;»&nbsp;(Face à l’intérieur des terres - droite)«&nbsp;1944POURTANT, DEPUIS CETTE PLAGE, EN COMPAGNIE DEPUISSANTS ALLIÉS,PLUSIEURS MILLIERSSE SONT LANCÉS DANSLA GRANDE AVENTURE DELIBÉRER L'EUROPE ETONT ATTEINT LEUR OBJECTIF&nbsp;»&nbsp;(En bas du mur)«&nbsp;CE MONUMENT A ÉTÉ DÉVOILÉ PARLE MARÉCHAL Le très honorable VICOMTEMONTGOMERY D'ALAMEIN K.G.,G.C.B.,D.S.O.LE 6 JUIN 1948&nbsp;» Son emplacement en face de la jetée de South Parade est en soi poignant, car la jetée a été utilisée comme point d’embarquement. La zone du front de mer a été fermée aux civils en 1943 et les résidents locaux proches de la zone devaient présenter des laissez-passer spéciaux pour en entrer et en sortir. La jetée avait été réquisitionnée par le gouvernement et certaines de ses parties avaient été démantelées pour construire des plates-formes et des échafaudages beaucoup plus grands afin de charger un maximum de troupes sur les bateaux en attente. 27 hommes de Southsea ont été tués en Normandie lors du débarquement et de la bataille de Normandie. La pierre a été le site de nombreuses cérémonies commémoratives du jour J, dont celle qui a marqué le 75ème anniversaire en 2019 et à laquelle ont assisté Sa Majesté la Reine, le Premier ministre et les vétérans du jour J.&nbsp;&nbsp; Der Gedenkstein in Southsea wurde im Juni 1948 enthüllt, genau vier Jahre nach der Landung der Alliierten in der Normandie. Er ist den Betonblöcken nachempfunden, die zum Schutz gegen Invasionstruppen entlang der Südostküste Englands installiert wurden, und trägt die folgende Inschrift: &nbsp;(zum Meer hin)„D-DAY, 6. JUNI 1944.“ &nbsp;(Richtung Festland – links)„1940FRANKREICH, DIE NIEDERLANDE UND BELGIEN WURDEN ÜBERRANNT.WIR MACHTEN UNS MÜHSAMDARAN; UNSERE KÜSTE MITDERARTIGEN STEINBLÖCKENGEGEN EINE INVASIONDER FEINDE DER FREIHEITZU SCHÜTZEN.“&nbsp;(Richtung Festland – rechts)„1944VON EBENDIESEM STRAND UND IN BEGLEITUNGMÄCHTIGER ALLIIERTERWAGTEN VIELE TAUSENDEUNSERER MÄNNERDAS GROSSE ABENTEUERDER BEFREIUNG EUROPASUND ERREICHTEN IHR ZIEL.“&nbsp;(unten in der Wand)„DIESES MAHNMAL WURDE ENTHÜLLT VONFELDMARSCHALL DER EHRW. VISCOUNTMONTGOMERY OF ALAMEIN K.G.,G.C.B.,D.S.O.AM 6. JUNI 1948.“&nbsp;Die Lage gegenüber dem South Parade Pier wurde aus gutem Grund gewählt, denn der Pier wurde als Anlegeplatz genutzt. Die Strandpromenade wurde 1943 für die Zivilbevölkerung gesperrt und die Anwohner mussten beim Betreten und Verlassen des Gebiets spezielle Ausweise vorzeigen. Der Pier war von der Regierung beschlagnahmt und teilweise demontiert wurden, um Platz für viel größere Plattformen und Gerüste zu schaffen, damit so viele Truppen wie möglich auf die wartenden Schiffe verladen werden konnten. 27 Männer aus Southsea kamen bei der Landung und in der Schlacht um die Normandie ums Leben. Der Stein war Schauplatz zahlreicher D-Day-Gedenkfeiern, darunter auch die zum 75. Jahrestag im Jahr 2019, an der Ihre Majestät die Königin, der Premierminister und D-Day-Veteranen teilnahmen.&nbsp; De gedenksteen in Southsea werd onthuld in juni 1948, precies vier jaar na de landingen in Normandië. Het is ontworpen als een kopie van de betonblokken die rond de zuidoostkust van Engeland werden geplaatst als bescherming tegen binnenvallende troepen. De steen draagt de volgende inscriptie: &nbsp;(Zeewaarts)"D-DAY 6 JUNI 1944." &nbsp;(Landinwaarts - links)"1940NU FRANKIJK EN DE LAGE LANDEN ONDER DE VOET ZIJNGELOPEN, HEBBEN WE ALLEENONZE KUSTEN VERSPERDMET BLOKKEN ALS DEZETEGEN DE INVASIEVAN DE VIJANDENVAN DE VRIJHEID"&nbsp;(Landinwaarts - rechts)"1944MAAR VANAF DIT STRAND, IN HET GEZELSCHAPVAN MACHTIGE GEALLIEERDEN,BEGONNEN VELE DUIZENDEN VANONZE MANNEN AAN HETHET GROTE AVONTUUR OMEUROPA TE BEVRIJDEN ENBEREIKTEN ZE HUN DOEL."&nbsp;(Onderaan op de muur)"DIT MONUMENT WERD ONTHULD DOORVELDMAARSCHALK DE ZEER EERBARE BURGGRAAFMONTGOMERY OF ALAMEIN K.G.,G.C.B.,D.S.O.OP 6 JUNI 1948"&nbsp;Alleen de ligging tegenover South Parade Pier is al aangrijpend. De pier werd namelijk als inschepingsplaats gebruikt. Het kustgebied werd in 1943 afgesloten voor burgers. Omwonenden moesten speciale pasjes laten zien om het gebied in en uit te kunnen. De pier werd gevorderd door de regering. Delen ervan werden ontmanteld om veel grotere platforms en steigers te bouwen waar zoveel mogelijk troepen in de wachtende vaartuigen konden worden laden. 27 mannen uit Southsea kwamen om het leven tijdens de landingen en de Slag om Normandië. Bij de steen hebben tal van D-Day-herdenkingsdiensten plaatsgevonden, waaronder die ter gelegenheid van het 75e jubileum in 2019, bijgewoond door Queen Elizabeth II, de premier en D-Day-veteranen.&nbsp;&nbsp;

 Mémorial du jour J de Portsmouth D-Day-Denkmal in Portsmouth D-Day-gedenksteen in Portsmouth

The crossroads at Baraque de Fraiture (650 metres high point) and the village of Manhay, on the Liège-Bastogne main road, were the objective of a first phase of fighting in escalating attacks between 21 and 25 December 1944. The conditions were incredibly harsh, as fog and snow covered the area, while a few scattered American units (including Major Parker's 589th U.S. Artillery Battalion, then elements of the 82nd Airborne Division) and the 560th Volksgrenadier Division clashed. The battle intensified with the arrival of the 3rd and then the 7th U.S. Armored Division withdrawing from St. Vith, and the 2nd SS-Panzer-Division Das Reich bursting in. In fact, the Germans, who had taken St. Vith very late, were desperately trying to control other routes into the Meuse valley while, at the same time, the Allies were trying to lock down the northern flank of the offensive. Baraque de Fraiture and then Manhay fell into German hands in sometimes chaotic conditions during the night between 24 and 25 December. Ernst Barkmann’s tank raid penetrating into the heart of the American defensive positions would long be remembered. While disturbing, the enemy advance was not decisive, however. The Allied front did not collapse. On the contrary, it was consolidated, and by 28 December Manhay was cleared of enemy presence.After 27-28 December, the German offensive ran out of steam. Although the Nazis conquered a number of nearby villages (Lierneux, Bra-sur-Lienne, Malempré), the road to the Meuse remained blocked. Furthermore, on 3 January 1945, no less than five American divisions, including the famous 82nd Airborne Division, launched a massive counterattack from Hotton to Trois-Ponts.&nbsp;The Germans resisted this push for several weeks, abandoning the terrain and leaving villages devastated.&nbsp;

The village of Lierneux was devastated after being conquered by the Germans

The ruins of Lierneux

A small group of paratroopers from the 504th Parachute Regiment of the 82nd Airborne Division guarding a small group of SS prisoners during the fight for Manhay.

German prisoners of war

Battle of the Baraque de Fraiture Crossroads

Entre le 21 et le 25 décembre 1944, le carrefour de Baraque de Fraiture (point culminant à 650 mètres) et le village de Manhay, sur l'axe Liège-Bastogne, furent l'objet d'une première phase de combats en escalade. Les conditions étaient incroyablement dures, car le brouillard et la neige couvraient la région, tandis que quelques unités américaines dispersées (y compris le 589è bataillon d'artillerie américain du major Parker, puis des éléments de la 82è division aéroportée) et la 560è Volksgrenadier Division s'affrontaient. La bataille s'intensifia avec l'arrivée de la 3è puis de la 7è division blindée américaine qui se retira de Saint-Vith et l’irruption de la 2è SS-Panzer-Division Das Reich. En effet, les Allemands qui avaient pris Saint-Vith très tardivement, essayèrent désespérément de contrôler d'autres voies d'accès à la vallée de la Meuse tandis que, dans le même temps, les Alliés tentaient de verrouiller le flanc nord de l'offensive. Dans la nuit du 24 au 25 décembre, Baraque de Fraiture puis Manhay tombèrent aux mains des Allemands dans des conditions parfois chaotiques. Le raid blindé d'Ernst Barkmann pénétrant au cœur des positions défensives américaines restera longtemps dans les mémoires. Bien qu'inquiétante, l'avancée ennemie ne fut pas décisive pour autant. Le front allié ne s’effondra pas. Au contraire, il fut consolidé et Manhay fut débarrassé de la présence ennemie le 28&nbsp;décembre.Après les 27 et 28 décembre, l'offensive allemande s'épuisa. Bien que les nazis aient conquis plusieurs villages voisins (Lierneux, Bra-sur-Lienne, Malempré), la route de la Meuse resta bloquée. En outre, le 3 janvier 1945, pas moins de cinq divisions américaines, dont la célèbre 82è division aéroportée, lancèrent une contre-attaque massive de Hotton à Trois-Ponts.&nbsp;Les Allemands résistèrent à cette poussée pendant plusieurs semaines, abandonnant le terrain et laissant les villages dévastés. Die Kreuzung bei Baraque de Fraiture (650&nbsp;m hoch gelegen) und das Dorf Manhay an der Hauptstraße zwischen Lüttich und Bastogne wurden zwischen dem 21. und 25. Dezember 1944 zum Ziel einer ersten Phase der Kämpfe, in der die Angriffe eskalierten. Die Bedingungen waren unglaublich hart. Nebel und Schnee bedeckten das Gebiet, während einige versprengte amerikanische Einheiten (darunter Major Parkers 589th U.S. Artillery Battalion, damals Teil der 82nd Airborne Division) und die 560. Volksgrenadier-Division aufeinander trafen. Mit der Ankunft der 3rd und dann der 7th&nbsp;U.S. Armored Division, die sich aus St. Vith zurückzogen, und dem Einmarsch der 2.&nbsp;SS-Panzer-Division „Das Reich“ verschärfte sich die Schlacht. Die Deutschen, die St. Vith erst sehr spät eingenommen hatten, versuchten verzweifelt, Routen ins Maastal zu kontrollieren, während die Alliierten gleichzeitig versuchten, die nördliche Flanke der Offensive zu blockieren. In der Nacht vom 24. auf den 25. Dezember fielen Baraque de Fraiture und dann Manhay unter teilweise chaotischen Bedingungen in deutsche Hände. Der Panzerangriff von Ernst Barkmann, der in das Herz der amerikanischen Verteidigungsstellungen eindrang, sollte lange im Gedächtnis bleiben. Obwohl beunruhigend, war der feindliche Vorstoß nicht entscheidend. Die alliierte Front hielt Stand. Sie wurde vielmehr gefestigt, und am 28. Dezember war Manhay vom Feind befreit.Nach dem 27. und 28. Dezember verlor die deutsche Offensive an Kraft. Obwohl die Deutschen mehrere Dörfer in der Nähe einnehmen konnten (Lierneux, Bra-sur-Lienne, Malempré), blieb die Straße zur Maas blockiert. Zudem starteten am 3. Januar 1945 nicht weniger als fünf amerikanische Divisionen, darunter die berühmte 82nd Airborne Division, einen massiven Gegenangriff von Hotton bis Trois-Ponts.&nbsp;Die Deutschen widersetzten sich diesem Vorstoß über mehrere Wochen, gaben das Terrain auf und hinterließen verwüstete Dörfer. Het kruispunt bij Baraque de Fraiture (op 650 meter hoogte) en het dorpje Manhay, aan de hoofdweg van Luik naar Bastenaken, was het doel van een eerste reeks gevechten in steeds zwaardere aanvallen tussen 21 en 25 december 1944. De omstandigheden waren ongelooflijk zwaar. Mist en sneeuw bedekten het gebied, terwijl een paar verspreide Amerikaanse eenheden (waaronder het Amerikaanse 589th Artillery Battalion van majoor Parker, dat toen deel uitmaakte van de 82e Luchtlandingsdivisie) en de 560e Volksgrenadier-divisie slaags raakten. De strijd verhevigde met de komst van de 3e en daarna de 7e Amerikaanse Pantserdivisie die zich terug hadden getrokken uit St. Vith, terwijl ook de 2eSS-Panzer-Division Das Reich zich in de strijd mengde. In feite probeerden de Duitsers, die op het allerlaatst St. Vith hadden weten in te nemen, wanhopig andere routes naar het Maasdal in handen te krijgen terwijl de geallieerden probeerden om de noordelijke flank van het offensief te blokkeren. In de nacht van 24 op 25 december vielen Baraque de Fraiture en daarna Manhay onder soms chaotische omstandigheden in Duitse handen. De tankaanval van Ernst Barkmann, die diep in de Amerikaanse defensieve posities penetreerde, zou niet snel vergeten worden. De vijandelijke opmars was weliswaar verontrustend, maar niet beslissend. Het geallieerde front stortte niet in. Integendeel, het werd geconsolideerd, en op 28 december was Manhay verlost van vijandelijke aanwezigheid.Na 27-28 december boette het Duitse offensief aan kracht in. Hoewel de nazi's een aantal nabijgelegen dorpen (Lierneux, Bra-sur-Lienne, Malempré) veroverden, bleef de weg naar de Maas geblokkeerd. Bovendien begonnen op 3 januari 1945 maar liefst vijf Amerikaanse divisies, waaronder de vermaarde 82e Luchtlandingsdivisie, een grootscheepse tegenaanval van Hotton tot Trois-Ponts.&nbsp;De Duitsers konden deze opmars enkele weken tegenhouden, waarbij ze steeds meer terrein opgaven en dorpen verwoest achterlieten.

 De Baraque Fraiture à Manhay, la bataille de la croisée des chemins Von der Baraque Fraiture nach Manhay – die „Schlacht an der Kreuzung“. De slag om de het kruispunt bij Baraque de Fraiture

Jan had been the priest of the Brachterbeek rectorate since 1927. After the evacuation of Maasbracht on 7 November 1944, Jan found shelter with his nephew and resistance fighter, Gerard, in Montfort. On 16 December, the two decided to walk through the front to liberated territory with dozens of civilians in tow. It was an extraordinarily risky venture that failed. Back in Montfort, the two cousins were arrested by the Nazis after being betrayed on 17 December on charges of aiding in an attempt to pass through the front. They ended up in the Köln (Cologne) prison, after which they were sent to the Buchenwald concentration camp. On 8 February 1945, they were seriously injured in a bombing of the factory near the camp where they had to perform forced labour. Jan died from his injuries a day later and Gerard just over a week later. Jan's remains stayed in Germany and are not in his memorial grave in Brachterbeek.

 Rector Jan Hendrix' Memorial Grave 

Sinds 1927 was Jan Hendrix priester van het rectoraat Brachterbeek. Na de evacuatie van Maasbracht op 7 november 1944 vond Hendrix onderdak bij zijn neef en verzetsman, kapelaan Gerard Hermkens in Montfort. Daar besloten de twee om op 16 december met tientallen burgers door het front naar bevrijd gebied te lopen. Een buitengewoon riskante onderneming die mislukte. Terug in Montfort werden de twee neven na verraad op 17 december door de Duitsers opgepakt op beschuldiging van hulpverlening bij een poging om door het front te gaan. Ze belandden in de gevangenis van Keulen en vervolgens in het concentratiekamp Buchenwald. Op 8 februari 1945 raakten ze zwaargewond bij een bombardement op een fabriek bij het kamp waar ze dwangarbeid moesten verrichten. Hendrix bezweek een dag later aan zijn verwondingen en Hermkens ruim een week later. Het stoffelijk overschot van Hendrix bleef in Duitsland achter en ligt niet in zijn herdenkingsgraf in Brachterbeek. Seit 1927 war Jan Hendrix Pfarrer des Rektorats Brachterbeek. Nach der Evakuierung von Maasbracht am 7. November 1944 fand Hendrix bei seinem Cousin und Widerstandskämpfer, Kaplan Gerard Hermkens in Montfort, Unterschlupf. Dort beschlossen die beiden, am 16. Dezember mit Dutzenden von Zivilisten die Front zu passieren und in befreites Gebiet zu gelangen. Ein unglaublich riskantes Unterfangen, das scheiterte. Zurück in Montfort wurden die beiden Cousins am 17. Dezember von den Deutschen festgenommen, nachdem sie verraten und beschuldigt worden waren, bei einem Versuch, die Front zu passieren, zu helfen. Sie landeten im Kölner Gefängnis und anschließend im Konzentrationslager Buchenwald. Am 8. Februar 1945 wurden sie im Zuge eines Bombenangriffs auf eine Fabrik in der Nähe eines Zwangsarbeitslagers schwer verletzt. Hendrix erlag einen Tag später seinen Verletzungen, Hermkens gut eine Woche später. Die sterblichen Überreste von Hendrix blieben in Deutschland und liegen nicht in seinem Grab in Brachterbeek begraben.&nbsp;

 Gedachtenisgraf rector Jan Hendrix  Gedenkgrab Rektor Jan Hendrix 

Caretaker of the injured or medic, Harden was a part of the British Royal Army Medical Corps. On 23 January 1945, he was in his unit's command post near the bridge crossing the Vlootbeek when news reached him that a group of the British Marine Corps' commandos had come under heavy German machine gun fire nearby. They had immediately taken cover, but that did not apply to three seriously injured men whom they had to leave behind in the snow. Under the rattle of enemy fire, Harden crawled to the wounded through open terrain for at least 150 meters. Although it was visible that he was a medic, the German soldiers continued to shoot. Nevertheless, Harden managed to reach the three victims and provide first aid.After reporting to the command post, he crawled back for wounded men again. One of them, Marine Wheeler, had a serious leg wound and was lying near a spot where some cover was still possible. When the German soldiers realised whom Harden was heading toward, they concentrated their fire. After making it to Wheeler, Harden took the wounded man on his shoulders and carried him to safety, while zigzagging through the open field. Although Harden got injured in the rescue operation, he immediately turned back to pick up the two others. Some tried to convince him that it was wiser to wait for tanks to arrive. But Harden did not allow himself to be persuaded. He knew the condition of the wounded and understood every minute counted. He gestured for help. Two Marines left cover and joined him. They crawled after Harden with a stretcher. They reached the heavily bleeding Marine Wales without any harm. After they put him on the stretcher and starting their retreat, the German machine gun fire intensified. The injured Wales was hit again and died from his injuries moments later.&nbsp;The third and final trip through the open field ended fatally for Harden. Once again, he set off with the two volunteers. The third wounded man, Lieutenant Corey, was already dying when they reached him. They were almost safe when a bullet hit Harden in the head. He died instantly.The British general who spoke at the posthumous presentation of the decoration said verbatim: “I do not remember ever reading anything more heroic.”

Eric Harden Plaque 

Sanitäter Henry Harden war Teil des britischen Royal Army Medical Corps. Am 23. Januar 1945 befand er sich auf dem Kommandoposten seiner Einheit in der Nähe der Brücke über den Vlootbeek, als ihn die Nachricht erreichte, dass eine Einheit des britischen Marine Corps unter schweres deutsches Maschinengewehrfeuer geraten war. Sie waren sofort in Deckung gegangen, mussten jedoch drei Schwerverletzte im Schnee zurücklassen. Unter dem Rattern des feindlichen Waffenfeuers kroch Harden mindestens 150 Meter durch offenes Gelände zu den Verwundeten. Obwohl zu erkennen war, dass es sich um einen Sanitäter handelte, feuerten die deutschen Truppen weiter. Trotzdem gelang es Harden, die drei Opfer zu erreichen und Erste Hilfe zu leisten.Nachdem er sich beim Kommandoposten gemeldet hatte, kroch er erneut zu den Verwundeten. Einer von ihnen, Marine Wheeler, lag mit einer schweren Beinverletzung in der Nähe einer Stelle, die noch eine gewisse Deckung bot. Als die deutschen Soldaten erkannten, was Hardens Ziel war, konzentrierten sie ihr Feuer. Bei Wheeler angekommen, nahm Harden den Verwundeten auf die Schulter und brachte ihn im Zickzack durch das offene Feld in Sicherheit. Obwohl Harden bei der Rettung verletzt wurde, drehte er sofort um, um die beiden anderen zu holen. Einige versuchten, ihn davon zu überzeugen, dass es klüger wäre, auf die Ankunft der Panzer zu warten. Aber Harden ließ sich nicht von seinem Entschluss abbringen. Er kannte den Zustand der Verwundeten und wusste, dass jede Minute zählte. Er winkte um Hilfe. Zwei Marines verließen die Deckung und schlossen sich ihm an. Mit einer Trage krochen sie hinter Harden her. Unversehrt erreichten sie den stark blutenden Marine Wales. Nachdem sie ihn auf die Trage gelegt und den Rückzug begonnen hatten, verstärkte sich das deutsche Maschinengewehrfeuer. Der verletzte Wales wurde erneut getroffen und erlag wenig später seinen Verletzungen.Der dritte und letzte Weg durchs offene Feld wurde Harden zum Verhängnis. Wieder machte er sich mit den beiden Freiwilligen auf den Weg. Der dritte Verwundete, Lieutenant Corey, lag bereits im Sterben, als sie ihn erreichten. Sie waren fast in Sicherheit, als eine Kugel Harden in den Kopf traf. Er war sofort tot.Der britische General, der bei der posthumen Preisverleihung sprach, sagte wörtlich: „I do not remember ever reading anything more heroic“ (dt. Ich kann mich nicht erinnern, jemals von einer größeren Heldentat gelesen zu haben. Gewondenverzorger of hospik Henry Harden maakte deel uit van het Britse Royal Army Medical Corps. Op 23 januari 1945 bevond hij zich in de commandopost van zijn onderdeel in de buurt van de brug over de Vlootbeek toen het bericht kwam dat verderop een groep commando’s van het Britse korps mariniers onder hevig Duits mitrailleurvuur was komen te liggen. Meteen hadden ze dekking gezocht, maar dat gold niet voor drie zwaargewonden die ze in de sneeuw hadden moeten achterlaten. Onder het geratel van vijandelijk vuur kroop Harden zeker 150 meter door open terrein naar de gewonden. Hoewel zichtbaar was dat het om een hospik ging, bleven de Duitsers schieten. Desondanks slaagde Harden erin de drie slachtoffers te bereiken en eerste hulp te verlenen.Na rapport te hebben uitgebracht in de commandopost tijgerde hij opnieuw naar de gewonden. Een van hen, marinier Wheeler lag met een ernstige beenwond in de buurt van een plek waar nog enige dekking mogelijk was. Toen de Duitse militairen in de gaten kregen naar wie Harden onderweg was, concentreerden ze hun vuur. Aangekomen bij Wheeler nam Harden de gewonde op de schouder en bracht hem zigzaggend door het open veld in veiligheid. Ofschoon Harden bij de reddingsactie gewond was&nbsp;geraakt, maakte hij meteen rechtsomkeert om de twee anderen op te halen. Sommigen probeerden hem ervan te overtuigen dat het verstandiger was om te wachten op de komst van de tanks. Maar Harden liet zich niet overreden. Hij kende de toestand waarin de gewonden verkeerden en wist dat elke minuut telde. Hij gebaarde om hulp. Twee mariniers verlieten de dekking en sloten zich bij hem aan. Met een brancard kropen ze achter Harden aan. Heelhuids bereikten ze de hevig bloedende marinier Wales. Nadat ze hem op de brancard hadden gelegd en aan de terugtocht waren begonnen, verhevigde het Duits mitrailleurvuur. De gewonde Wales werd opnieuw getroffen en bezweek even later aan zijn verwondingen.De derde en laatste tocht door het open veld liep fataal af voor Harden. Nogmaals begaf hij zich met de twee vrijwilligers op weg. De derde gewonde, luitenant Corey, lag al op sterven toen ze hem bereikten. Ze waren bijna in veiligheid toen een kogel Harden in het hoofd trof. Hij was op slag dood.&nbsp;De Britse generaal die het woord voerde bij de postume uitreiking van de onderscheiding, zei letterlijk: 'I do not remember ever reading anything more heroic'.

 Gedenktafel Eric Harden  Plaquette Eric Harden 

'The Guards' in Venlo warn against aggression, violence and war. They serve as symbolic guardians of the city of Venlo.After a successful advance through northern France and Belgium, the Americans of the 30th infantry 'Old Hickory' had succeeded in liberating most of South Limburg. Then, on 17 September 1944, the Allies wanted to capture a bridgehead over the major rivers in the Netherlands from Belgium by means of a major offensive (operation 'Market Garden'). Airborne troops had to secure the bridges in North Brabant and Gelderland in a lightning-fast attack. From Belgium, ground troops had to advance over the captured bridges to the IJsselmeer.Three complete divisions were dropped: the 101st U.S. Airborne Division at Eindhoven and Veghel, the 82nd U.S. Airborne Division at Grave and Groesbeek and the 1st British Airborne Division at Arnhem and Oosterbeek. For the Americans, everything went pretty well. The bridges over the Maas and the Maas-Waal canal near Heumen as well as most bridges near Eindhoven fell into their hands. After a hard battle, the Waal bridge near Nijmegen was also a success. But the Rhine bridge near Arnhem turned out to be one bridge too many. The British paratroopers were surprised by German armoured troops and had to retreat to the Betuwe after heavy losses.On 19 September, the American advance also stagnated in South Limburg, a few kilometres north of Sittard. The front line now ran right through Limburg. In the following months, a heavy and bloody battle ensued in this area, from which the civilian population suffered greatly.Venlo was also at the front line. The Allies fought their way from the Peel to the Maas. As the occupiers were pushed further backwards to their own imperial border, they became increasingly tough and fanatical. The bridge over the Maas between Venlo and Blerick was bombed repeatedly between 13 October and 19 November 1944, because of its strategic importance. The population suffered greatly from these constant bombings. 4 and 5 November were particularly bad.In the autumn of 1944, Martien Blondel (pseudonym for Gijs Bertels) kept a diary. His account of the events during the autumn of 1944 is recorded in the publication Die swaere noodt (The great need). Blondel wrote in his diary: “Sunday, 5 November 1944. The heart of Venlo is crying out. From one side to the other, unwieldy flames stagger over the city. Our sweet home burns, and in the restless breath of the night wind, the reddish glows stretch so far along the clouds that the whole of North Limburg should know: the city of Valuas is burning. The god of war has thrown his torch into the heart of Venlo. [...] The bombs missed their target once again and instead came down in the inner city, close to the Sint-Nicolaaskerk (Church of Saint Nicholas). The girls' schools in the Grote Kerkstraat collapsed above the cellars, where dozens of nuns became trapped. The city centre started burning in various places. The storm swung sparks through the destroyed windows of the Klaaskerk (Nicholas Church). The water pipes were broken. Extinguishing water had to be pumped up from afar. The glow of fire fanned into a roaring and seething hell. A hurricane of sparks roared over a city, while its windowless houses and shattered roofs lay open to every seed of fire. This could be the complete demise.'But the wind died down and heavy rain put an end to the conflagration. Approximately 16,000 people from Venlo had fled to villages north and south of the city. Looting broke out and Venlo fell into a state of upheaval and anarchy. Additionally, the lack of food was dramatic. The last and heaviest bombardment hit Venlo on Sunday 19 November 1944. Twenty civilians were killed. On 25 November 1944, the occupying forces blew up the Maas bridge. The official death toll as a result of the bombings had now risen to 333. On 3 December 1944, the Blerick district was liberated after a heavy battle between the British and the occupier. The British continued to lick their wounds in Blerick. Venlo would still remain occupied for months. Because North and Central Limburg were on the front line, the occupier decided to issue an evacuation order for this area. Venlo was also evacuated. Trains full of evacuees left for Groningen, Friesland and Drenthe, where the Limburgers were housed with private individuals. After all the misery endured in Limburg, they were liberated almost silently by the Canadians in the far north in the course of the month of April.&nbsp;The Maas bridge was completely destroyed during the last bombardment on 25 November 1944. The bridge was rebuilt in 1957.

monument_de_wachters.jpg

venlo_twee_wachters_ontworpen_door_shinkichi_tajiri_bij_de_maasbrug_naar_blerick_img_0118_2018-02-18_10.13.jpg

The Guardians Memorial

„De Wachters“ in Venlo warnen vor Aggression, Gewalt und Krieg. Sie dienen als symbolische Wächter der Stadt Venlo.Nach einem erfolgreichen Vormarsch durch Nordfrankreich und Belgien gelang es den Amerikanern der 30. Infanterie „Old Hickory“, den Großteil Südlimburgs zu befreien. Anschließend wollten die Alliierten am 17. September 1944 mit einer Großoffensive (Operation „Market Garden“) von Belgien aus einen Brückenkopf über die großen Flüsse (Nederrijn, Lek, Waal, Merwede, Meuse) in den Niederlanden erobern. Die Luftlandetruppen mussten in einem Blitzangriff Brücken in Nordbrabant und Gelderland sichern. Von Belgien aus sollten die Bodentruppen über die eroberten Brücken in Richtung IJsselmeer vorrücken.Drei komplette Divisionen wurden abgesetzt: die 101. US-Luftlandedivision in Eindhoven und Veghel, die 82. US-Luftlandedivision in Grave und Groesbeek und die 1. britische Luftlandedivision in Arnheim und Oosterbeek. Auf amerikanischer Seite lief alles ziemlich gut. Die Brücken über die Maas und den Maas-Waal-Kanal bei Heumen und die meisten Brücken in der Nähe von Eindhoven fielen in ihre Hände – und nach harten Kämpfen auch die Waalbrug bei Nimwegen. Doch die Rijnbrug bei Arnheim erwies sich als a bridge too far. Die britischen Fallschirmjäger wurden von deutschen Panzertruppen überrascht und mussten sich unter schweren Verlusten auf die Betuwe zurückziehen.&nbsp;Am 19. September kam auch der amerikanische Vormarsch in Südlimburg, einige Kilometer nördlich von Sittard, zum Erliegen. Die Frontlinie verlief nun quer durch Limburg. In den Folgemonaten kam es in diesem Gebiet zu schweren und blutigen Kämpfen, unter denen die Zivilbevölkerung stark litt.Auch Venlo lag an vorderster Front. Die Alliierten kämpften sich mühsam aus dem Hochmoor Peel bis zur Maas vor. Je weiter die Besatzer auf ihr eigenes Territorium zurückgedrängt wurden, desto zäher und fanatischer wurden sie. Wegen ihrer strategisch wichtigen Bedeutung wurde die Maasbrücke zwischen Venlo und Blerick zwischen dem 13. Oktober und dem 19. November 1944 wiederholt bombardiert. Die Bevölkerung litt stark unter den andauernden Bombardierungen. Tiefpunkte waren der 4. und 5. November.Im Herbst 1944 führte Martien Blondel (Pseudonym für Gijs Bertels) Tagebuch. Sein Bericht über die Ereignisse im Herbst 1944 ist in der Publikation „Die swaere noodt“ festgehalten. Blondel notierte in seinem Tagebuch: „Sonntag, 5. November 1944. Das Venloer Herz blutet. Von einer zur anderen Seite wabern mächtige Flammen über der Stadt. Unser schönes Zuhause brennt, und im unruhigen Atem des Nachtwindes leuchten die rötlichen Schimmer so weit an der Wolkendecke entlang, dass ganz Nordlimburg sicher weiß: die Stadt Venlo brennt. Der Kriegsgott hat seine Fackel ins Herz von Venlo gestoßen. [...] Wieder einmal verfehlten die Bomben ihr Ziel im Stadtzentrum rund um die Sint-Nicolaaskerk bei weitem. Die Mädchenschulen in der Grote Kerkstraat stürzten über den Kellern ein, in denen Dutzende von Nonnen begraben wurden. Mitten in der Stadt brachen hier und da Feuer aus. Funken schlugen im Sturm durch die kaputten Fenster der Klaaskerk. Die Wasserleitungen waren zerstört. Das Löschwasser musste von weit her hochgepumpt werden. Die Gluthitze flammte zu einer brüllenden und brodelnden Hölle auf. Ein Funkenregen ergoss sich über die Stadt, die mit ihren fensterlosen Häusern und zerbrochenen Dächern unzählige Brandherde bot. Das könnte der endgültige Untergang sein.“Doch der Wind flaute ab und ein starker Regen löschte das Feuer. Etwa 16.000 Bürger von Venlo waren in Dörfer nördlich und südlich der Stadt geflohen. Es kam zu Plünderungen, und Venlo verfiel in Unordnung und Anarchie. Auch die Nahrungsmittelknappheit war dramatisch. Die letzte und schwerste Bombardierung traf Venlo am Sonntag, den 19. November 1944. Zwanzig Zivilisten verloren dabei ihr Leben. Am 25. November 1944 sprengten die Besatzer die Maasbrücke. Die offizielle Zahl der Todesopfer der Bombardierung war inzwischen auf 333 gestiegen. Am 3. Dezember 1944 wurde der Stadtteil Blerick nach schweren Kämpfen zwischen den Briten und den Besatzern befreit. Die Briten erholten sich in Blerick von den Kämpfen. Venlo würde noch monatelang besetzt bleiben. Da sich Nord- und Mittellimburg auf der Frontlinie befanden, beschlossen die Besatzer, einen Evakuierungsbefehl für dieses Gebiet zu erlassen. Auch Venlo wurde evakuiert. Die Züge mit den Evakuierten fuhren nach Groningen, Friesland und Drenthe, wo die Limburger in Privathäusern untergebracht wurden. Nach all dem Grauen in Limburg wurden sie im Laufe des Aprils von den Kanadiern im hohen Norden der Niederlande fast geräuschlos befreit.Die Maasbrücke wurde bei der letzten Bombardierung am 25. November 1944 vollständig zerstört. 1957 wurde die Brücke wiederaufgebaut. ‘De Wachters’ in Venlo waarschuwen tegen agressie, geweld en oorlog. Ze dienen als symbolische hoeders van de stad Venlo.Na een voorspoedige opmars door Noord-Frankrijk en België waren de Amerikanen van de 30ste infanterie ‘Old Hickory’ erin geslaagd het grootste deel van Zuid-Limburg te bevrijden. Vervolgens wilden de geallieerden op 17 september 1944 met een groot offensief (operatie ‘Market Garden’) vanuit België een bruggenhoofd over de grote rivieren in Nederland veroveren. Luchtlandingstroepen moesten in een bliksemsnelle aanval bruggen in Noord-Brabant en Gelderland veilig stellen. Vanuit België moesten grondtroepen over de veroverde bruggen naar het IJsselmeer optrekken.Er werden drie complete divisies gedropt: de 101ste US Airborne Divisie bij Eindhoven en Veghel, de 82ste US Airborne Divisie bij Grave en Groesbeek en de 1ste Britse Airborne Divisie bij Arnhem en Oosterbeek. Bij de Amerikanen verliep alles vrij goed. De bruggen over de Maas en het Maas-Waalkanaal bij Heumen en de meeste bruggen nabij Eindboven vielen in hun handen en na harde strijd ook de Waalbrug bij Nijmegen. Maar de Rijnbrug bij Arnhem bleek een brug te ver. De Britse para’s werden verrast door Duitse pantsertroepen en moesten zich onder zware verliezen terugtrekken in de Betuwe.Op 19 september stagneerde ook de Amerikaanse opmars in Zuid-Limburg, enkele kilometers ten noorden van Sittard. De frontlinie liep nu dwars door Limburg. In de daaropvolgende maanden ontstond in dit gebied een zware en bloedige strijd, waaronder de burgerbevolking zwaar te lijden had.Ook Venlo lag in de frontlinie. De geallieerden vochten zich vanuit de Peel moeizaam een weg naar de Maas. Naarmate de bezetters steeds verder naar hun eigen rijksgrens werden teruggedrongen, werden zij steeds taaier en fanatieker. De brug over de Maas tussen Venlo en Blerick werd vanwege haar strategisch belang tussen 13 oktober en 19 november 1944 herhaaldelijk gebombardeerd. De bevolking leed zwaar onder deze voortdurende bombardementen. Dieptepunten waren 4 en 5 november.In het najaar van 1944 hield Martien Blondel (pseudoniem voor Gijs Bertels) een dagboek bij. Zijn relaas over de gebeurtenissen in het najaar van 1944 zijn vastgelegd in de publicatie Die swaere noodt. Blondel noteerde in zijn dagboek: ‘Zondag, 5 november 1944. Het Venlose hart roept ach en wee. Van de ene kant tot de andere waggelen boven de stad logge vlammen. Ons lief heem brandt en in de onrustige ademtocht van de nachtwind gloeien de rossige schijnsels zo ver langs het wolkendek, dat heel Noord-Limburg moet weten: de stad van Valuas brandt. De oorlogsgod heeft zijn fakkel in het hart van Venlo gestoten. […] Andermaal sloegen de bommen ver bezijden het doel in de binnenstad rondom de Sint-Nicolaaskerk. De meisjesscholen in de Grote Kerkstraat stortten in boven de kelders, waar tientallen kloosterzusters opgesloten raakten. In het midden van de stad begon het hier en daar te branden. Vonken zwierden met de storm door de vernielde ramen van de Klaaskerk. De waterleidingen waren kapot. Bluswater moest van ver worden opgepompt. De vuurgloed wakkerde aan tot een ronkende en ziedende hel. Een orkaan van vonken joelde over een stad, die met haar vensterloze huizen en stukgeschoten daken open lag voor iedere kiem van vuur. Dit kon de volledige ondergang worden.’Maar de wind ging liggen en een hevige regenval maakte een einde aan de vuurzee. Circa 16.000 Venlonaren waren gevlucht naar dorpen ten noorden en ten zuiden van de stad. Plunderingen braken uit en Venlo raakte in een toestand van ontreddering en anarchie. Ook het voedselgebrek was dramatisch. Het laatste en tevens zwaarste bombardement trof Venlo op zondag 19 november 1944. Twintig burgers kwamen hierbij om het leven. Op 25 november 1944 blies de bezetter de Maasbrug op. Het officiële dodental als gevolg van de bombardementen was inmiddels opgelopen tot 333. Op 3 december 1944 werd het stadsdeel Blerick na een zwaar gevecht tussen de Britten en de bezetter bevrijd. De Britten bleven in Blerick hun wonden likken. Venlo zou nog maandenlang bezet blijven. Omdat Noord- en Midden-Limburg in de frontlinie lagen, besloot de bezetter een evacuatiebevel voor dit gebied uit te vaardigen. Ook Venlo werd ontruimd. Treinen vol evacués vertrokken naar Groningen, Friesland en Drenthe, waar de Limburgers werden ondergebracht bij particulieren. Na alle doorstane ellende in Limburg werden ze in het hoge noorden in de loop van de maand april vrijwel geruisloos door de Canadezen bevrijd.De Maasbrug werd tijdens het laatste bombardement op 25 november 1944 geheel verwoest. In 1957 is de brug herbouwd.

 Monument de Wachters (die Wächter) Monument de Wachters

The former Venlo-Herongen Air Base was built between October 1940 and March 1941 as a German Fliegerhorst on the Groote Heide (Large Heathland) near Venlo. It was given the name Fliegerhorst Venlo. The complex had two runways of 1,450 and 1,200 metres and was equipped with the most modern safety installations, radio equipment and night lighting. It was expanded several times in the following years. The runways were on Dutch territory and the other buildings were divided between Dutch and German territory. A road network with a total length of approximately 48 kilometres ran through the Fliegerhorst between the hangars, shelters, workshops, casinos, football and tennis courts. Between January 1943 and August 1944, approximately 75 to 100 attacks were carried out on the airbase, with many bombs landing outside the airbase. On 3 September 1944, the base was attacked by a 114 RAF aircraft, causing the take-off and landing area to be decommissioned. German equipment was taken off the base on 5 September. Almost everything that was still standing, was blown up by the German army in the following days. After the Americans liberated Venlo on 1 March 1945, they renamed it Y-55 and used it from 10 March 1945 to 20 September 1945. On Dutch territory, most of the remains have been thoroughly cleaned. On German territory, almost everything is still in the state it was left behind.<iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/wp_8g_K9szw?showinfo=0"></iframe>﻿

Rundbogenhalle Fliegerhorst Venlo-Herongen/Nordkomplex

Fliegerhorst  

De voormalige Vliegbasis Venlo-Herongen werd tussen oktober 1940 en maart 1941 aangelegd als Duitse Fliegerhorst op de Groote Heide bij Venlo en kreeg de naam Fliegerhorst Venlo. Het complex met twee startbanen van 1450 meter en een van 1200 meter was uitgerust met de modernste veiligheidsinstallaties, radioapparatuur en nachtverlichting, en werd in de opvolgende jaren meerdere malen uitgebreid. De start en landingsbanen lagen op Nederland grondgebied de andere gebouwen lagen verdeeld op Nederlands en Duits grondgebied. Door de Fliegerhorst liep een netwerk van wegen met een totale lengte van ongeveer 48 kilometer tussen de hangars onderkomens, werkplaatsen, casino’s, voetbal en tennisvelden. Tussen januari 1943 en augustus 1944 werden ongeveer 75 tot 100 aanvallen op de vliegbasis uitgevoerd waarbij een groot gedeelte van de bommen buiten de vliegbasis is neergekomen. Op 3 september 1944 werd de basis in een actie van 114 RAF vliegtuigen aangevallen en werd het start en landingsterrein buiten bedrijf gesteld. De basis werd op 5 september door de Duitse toestellen verlaten en bijna alles wat nog overeind stond werd in de dagen daarna door de Duitsers opgeblazen. Na de bevrijding van Venlo op 1 maart 1945 door de Amerikanen, werd het vliegveld onder de naam Y-55 van 10 maart 1945 tot 20 september 1945 door de Amerikanen in gebruik genomen. Op Nederlands grondgebied zijn de meeste restanten grondig opgeruimd, op het Duitse gedeelte is bijna alles nog in de staat zoals het is achtergelaten.<iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/wp_8g_K9szw?showinfo=0"></iframe>﻿ Der ehemalige Luftwaffenstützpunkt Venlo-Herongen wurde zwischen Oktober 1940 und März 1941 als deutscher Fliegerhorst auf der Groote Heide bei Venlo errichtet und bekam den Namen Fliegerhorst Venlo. Der Komplex mit zwei Startbahnen von 1450 Metern und einer von 1200 Metern wurde mit den modernsten Sicherheitseinrichtungen, Funkanlagen und Nachtbeleuchtung ausgestattet und in den Folgejahren mehrfach erweitert. Die Start- und Landebahnen waren auf niederländischem Gebiet, die anderen Gebäude waren zwischen niederländischem und deutschem Gebiet aufgeteilt. Ein Straßennetz mit einer Gesamtlänge von rund 48 Kilometern durchzog den Fliegerhorst und verband die Hangars mit Unterkünften, Werkstätten, Casinos, Fußball- und Tennisplätzen. Zwischen Januar 1943 und August 1944 wurden etwa 75 bis 100 Angriffe auf den Flugplatz unternommen, wobei ein großer Teil der Bomben außerhalb des Flugplatzes eintraf. Am 3. September 1944 wurde der Stützpunkt von 114 RAF-Flugzeugen angegriffen, und die Start- und Landeplätze wurden außer Betrieb genommen. Der Stützpunkt wurde am 5. September aufgegeben, und fast alles, was noch stand, wurde in den Folgetagen von den Deutschen gesprengt. Nach der Befreiung von Venlo durch die Amerikaner am 1. März 1945 wurde der Flugplatz vom 10. März bis zum 20. September 1945 an von den Amerikanern unter dem Namen Y-55 genutzt. Auf niederländischem Boden sind die meisten Überreste gründlich gesäubert worden – auf deutschem Gebiet ist fast alles noch so, wie es zurückgelassen wurde.<iframe class="ql-video" frameborder="0" allowfullscreen="true" src="https://www.youtube.com/embed/wp_8g_K9szw?showinfo=0"></iframe>

 Fliegerhorst   Fliegerhorst  

The monument at the 'Three Pines' reminds the inhabitants of Velden of the general evacuation of the local population in January 1945.After a successful advance through northern France and Belgium, the Americans of the 30th infantry 'Old Hickory' had succeeded in liberating most of South Limburg. Then, on 17 September 1944, the Allies wanted to capture a bridgehead over the major rivers in the Netherlands from Belgium by means of a major offensive (operation 'Market Garden'). Airborne troops had to secure the bridges in North Brabant and Gelderland in a lightning-fast attack. From Belgium, ground troops had to advance over the captured bridges to the IJsselmeer.Three complete divisions were dropped: the 101st U.S. Airborne Division at Eindhoven and Veghel, the 82nd U.S. Airborne Division at Grave and Groesbeek and the 1st British Airborne Division at Arnhem and Oosterbeek. For the Americans, everything went pretty well. The bridges over the Maas and the Maas-Waal canal near Heumen as well as most bridges near Eindhoven fell into their hands. After a hard battle, the Waal bridge near Nijmegen was also a success. But the Rhine bridge near Arnhem turned out to be one bridge too many. The British paratroopers were surprised by German armoured troops and had to retreat to the Betuwe after heavy losses.On 19 September, the American advance also stagnated in South Limburg, a few kilometres north of Sittard. The occupier had taken a stand at two bridgeheads: one on the west bank of the Maas in North and Central Limburg and one in the area between Roermond and Susteren, bordered by the Roer and the Maas (also known as the 'Roer triangle'). In the following months, a heavy and bloody battle ensued on this front line, from which the civilian population suffered greatly.In the evening of 13 January 1945, Velden's inhabitants were given an ultimatum: the next morning everyone had to leave for Straelen in Germany, where trains would be ready to take the evacuees to the northern provinces. This way, the area would be more defensible. Heinrich Himmler's daily order urged the military to: “Treat people well and remember they are Germans who will belong to the Empire in the future.” The next morning, the civilians were chased out of their homes and emergency quarters by 300 members of the Grüne Polizei (Green Police), with 25 kilograms of luggage per person.Eight inhabitants of Velden tried to cross the Maas to the liberated west bank. Two of them were able to reach the other side with a canoe, but subsequent attempts failed. When one of the refugees jumped into the cold water, he was shot at by German soldiers. No one ever saw him again. The others were stopped on the east bank and taken to a German guard post to be executed. During the trip, one of the inhabitants of Velden fell into a trench. As a result, he and a fellow refugee who rushed in, ended up walking behind a German soldier. Together they overpowered the soldier and made him roll into a canal unconsciously. The next morning they left for Straelen with their relatives.The road to Straelen was a harsh journey of eleven kilometres, through frozen snow with an icy north wind in the face. Pets walked along for a while, but eventually stayed behind, lonely and dazed. Barely crossing the border, processions of German horses and carts already met the advancing evacuees to plunder the houses and farms in Arcen, Lomm, Velden and Schandelo. The exhausted people were constantly hounded by the Grüne Polizei. In Straelen, people were only put in cattle wagons after hours of waiting. At the bottom of the wagons was a frozen mixture of cow dung, horse dung and straw, which melted under their warm bodies. The evacuees arrived in Groningen via Winterswijk and Zwolle, where they could tell their story in the concert hall De Harmonie (The Harmony). Afterwards, the evacuees were spread over many villages and hamlets. Only in the course of the month of May could most of them return to North Limburg.

veldkruis_lingsendijk-straelseweg_velden.jpg

Monument at the 'Three Pines'

Het monument bij de ‘Drie Dennen’ herinnert de inwoners van Velden aan de algehele evacuatie van de plaatselijke bevolking in januari 1945.Na een voorspoedige opmars door Noord-Frankrijk en België waren de Amerikanen van de 30ste infanterie ‘Old Hickory’ erin geslaagd het grootste deel van Zuid-Limburg te bevrijden. Vervolgens wilden de geallieerden op 17 september 1944 met een groot offensief (operatie ‘Market Garden’) vanuit België een bruggenhoofd over de grote rivieren in Nederland veroveren. Luchtlandingstroepen moesten in een bliksemsnelle aanval bruggen in Noord-Brabant en Gelderland veilig stellen. Vanuit België moesten grondtroepen over de veroverde bruggen naar het IJsselmeer optrekken.Er werden drie complete divisies gedropt: de 101ste US Airborne Divisie bij Eindhoven en Veghel, de 82ste US Airborne Divisie bij Grave en Groesbeek en de 1ste Britse Airborne Divisie bij Arnhem en Oosterbeek. Bij de Amerikanen verliep alles vrij goed. De bruggen over de Maas en het Maas-Waalkanaal bij Heumen en de meeste bruggen nabij Eindboven vielen in hun handen en na harde strijd ook de Waalbrug bij Nijmegen. Maar de Rijnbrug bij Arnhem bleek een brug te ver. De Britse para’s werden verrast door Duitse pantsertroepen en moesten zich onder zware verliezen terugtrekken in de Betuwe.Op 19 september stagneerde ook de Amerikaanse opmars in Zuid-Limburg, enkele kilometers ten noorden van Sittard. De bezetter had stelling ingenomen bij twee bruggenhoofden: zowel op de westelijke Maasoever in Noord- en Midden-Limburg als in het gebied tussen Roermond en Susteren, begrensd door de Roer en de Maas (de ‘Roerdriehoek’). In de daaropvolgende maanden ontstond in deze frontlinie een zware en bloedige strijd, waaronder ook de burgerbevolking zwaar te lijden had.In de avond van 13 januari 1945 kregen de inwoners van de gemeente Velden een ultimatum opgelegd: de volgende morgen moest iedereen naar het Duitse Straelen vertrekken, waar treinen zouden klaarstaan om de evacués naar de noordelijke provincies te voeren. Op deze wijze zou het gebied beter verdedigbaar zijn. In de dagorder van Heinrich Himmler werd er bij de militairen op aangedrongen: ‘Behandeln Sie die Menschen gut, denn denken Sie immer daran, es sind Germanen, die später zum Reich gehören werden.’ De volgende ochtend werden de burgers door 300 leden van de Grüne Polizei uit hun huizen en noodverblijven gejaagd, met 25 kilogram ‘Gepäck pro Mann’.Acht Veldenaren probeerden nog de Maas over te steken naar de bevrijde westoever. Twee van hen konden met een kano de overkant bereiken, maar volgende pogingen mislukten. Toen een van de vluchtelingen in het koude water sprong, werd hij door Duitse militairen beschoten. Niemand heeft hem ooit teruggezien. De overigen werden op de oostelijke oever aangehouden en door een Duitse wachtpost opgebracht om te worden gefusilleerd. Tijdens de tocht viel een van de Veldenaren in een loopgraaf. Hierdoor kwamen hij en een toegesnelde lotgenoot achter de Duitse militair te lopen. Samen overmeesterden ze de militair en lieten hem bewusteloos in een sloot rollen. De volgende ochtend vertrokken zij alsnog met hun familieleden naar Straelen.De weg naar Straelen was een barre tocht van elf kilometer door een pak hardbevroren sneeuw met een ijzige noordenwind in het gezicht. Huisdieren liepen nog een eindje met de stoet mee, maar bleven ten slotte eenzaam en verdwaasd achter. Amper de grens over, kwamen stoeten Duitse paarden en karren de voortschuifelende evacués tegemoet om alle huizen en boerderijen in Arcen, Lomm, Velden, Schandelo te plunderen. De uitgeputte mensen werden voortdurend door de Grüne Polizei opgejaagd. In Straelen werden de evacués na uren wachten in veewagons gestopt. Op de bodem van de wagons lag een bevroren mengeling van koemest, paardenvijgen en stro, die ging smelten onder de warme lichamen. Via Winterswijk en Zwolle arriveerden de evacués in Groningen, waar men in de concertzaal ‘De Harmonie’ op verhaal kon komen. Daarna werden de Veldenaren over vele dorpen en gehuchten verspreid. Pas in de loop van de maand mei konden de meesten van hen naar Noord-Limburg terugkeren. Das Denkmal bei den „Drei Kiefern“ erinnert die Einwohner von Velden an die Gesamt-Evakuierung der Lokalbevölkerung im Januar 1945,Nach einem erfolgreichen Vormarsch durch Nordfrankreich und Belgien gelang es den Amerikanern der 30. Infanterie „Old Hickory“, den Großteil Südlimburgs zu befreien. Anschließend wollten die Alliierten am 17. September 1944 mit einer Großoffensive (Operation „Market Garden“) von Belgien aus einen Brückenkopf über die großen Flüsse (Nederrijn, Lek, Waal, Merwede, Meuse) in den Niederlanden erobern. Die Luftlandetruppen mussten in einem Blitzangriff Brücken in Nordbrabant und Gelderland sichern. Von Belgien aus sollten die Bodentruppen über die eroberten Brücken in Richtung IJsselmeer vorrücken.Drei komplette Divisionen wurden abgesetzt: die 101. US-Luftlandedivision in Eindhoven und Veghel, die 82. US-Luftlandedivision in Grave und Groesbeek und die 1. britische Luftlandedivision in Arnheim und Oosterbeek. Auf amerikanischer Seite lief alles ziemlich gut. Die Brücken über die Maas und den Maas-Waal-Kanal bei Heumen und die meisten Brücken in der Nähe von Eindhoven fielen in ihre Hände – und nach harten Kämpfen auch die Waalbrug bei Nimwegen. Doch die Rijnbrug bei Arnheim erwies sich als a bridge too far. Die britischen Fallschirmjäger wurden von deutschen Panzertruppen überrascht und mussten sich unter schweren Verlusten auf die Betuwe zurückziehen.Am 19. September kam auch der amerikanische Vormarsch in Südlimburg, einige Kilometer nördlich von Sittard, zum Erliegen. Die Besatzungstruppen hatten an zwei Brückenköpfen Stellung bezogen: am Westufer der Maas in Nord- und Mittellimburg und in dem Gebiet zwischen Roermond und Susteren, das von der Roer und der Maas eingegrenzt wird („Roer-Dreieck“). In den Folgemonaten kam es an dieser Frontlinie zu schweren und blutigen Kämpfen, unter denen auch die Zivilbevölkerung stark litt.Am Abend des 13. Januar 1945 wurde den Einwohnern der Gemeinde Velden ein Ultimatum gestellt: Am nächsten Morgen mussten alle nach Straelen in Deutschland aufbrechen, wo Züge für die Evakuierung in die nördlichen Provinzen bereitstanden. So wäre das Gebiet besser zu verteidigen. Der Tagesbefehl von Heinrich Himmler forderte das Militär zu Folgendem auf: „Behandeln Sie die Menschen gut, denn denken Sie immer daran, es sind Germanen, die später zum Reich gehören werden.“ Am nächsten Morgen wurden die Bürger von 300 Angehörigen der Grünen Polizei aus ihren Häusern und Notunterkünften gejagt, mit je 25 Kilogramm „Gepäck pro Mann“.Acht Veldener versuchten noch, die Maas zu überqueren und auf befreites Gebiet am Westufer zu gelangen. Zwei von ihnen konnten mit einem Kanu an die andere Seite gelangen, die anderen schafften es jedoch nicht. Als einer der Flüchtlinge in das kalte Wasser sprang, wurde er von deutschen Soldaten erschossen. Niemand sah ihn je wieder. Die anderen wurden am Ostufer gestoppt und von einem deutschen Wachposten zur Hinrichtung gebracht. Während des Marsches fiel einer der Veldener in einen Graben. Dadurch gelangten er und ein hinzugeeilter Leidensgenosse hinter den deutschen Soldaten. Gemeinsam überwältigten sie diesen und ließen ihn bewusstlos in einen Graben rollen. Am nächsten Morgen zogen sie doch noch mit ihren Familien nach Straelen.Der Weg nach Straelen war ein mühsamer elf Kilometer langer Marsch durch harten, gefrorenen Schnee und mit einem eisigen Nordwind im Gesicht. Die Haustiere liefen auf dem Marsch eine Zeit lang mit, wurden dann aber allein und verdutzt zurückgelassen. Kurz nach dem Passieren der Grenze, kamen schon Horden von deutschen Pferden und Fuhrwerken auf die schlurfenden Evakuierten zu und plünderten alle Häuser und Höfe in Arcen, Lomm, Velden und Schandelo. Die erschöpften Menschen wurden dabei ständig von der Grünen Polizei gehetzt. In Straelen wurden die Evakuierten erst nach stundenlangem Warten in Viehwaggons verladen. Auf dem Boden der Wagons lag ein gefrorenes Gemisch aus Kuhdung, Pferdemist und Stroh, das unter den warmen Körpern schmolz. Über Winterswijk und Zwolle gelangten die Evakuierten nach Groningen, wo sie sich im Konzertsaal „De Harmonie“ erholen konnten. Anschließend waren die Veldener über viele Dörfer und kleine Ortschaften verstreut. Erst im Laufe des Mai konnten die meisten von ihnen nach Nordlimburg zurückkehren.

 Monument bij de ‘Drie Dennen’ Denkmal bei den „Drie Dennen“ (Drei Tannen)

Nearly 300 bombers participated in the operation. This aircraft was hit over Hasselt by a German fighter. Residents of Sittard, Geleen and Beek saw it happen.Nevertheless, the pilot initially managed to keep the heavily damaged plane in the air, but a violent explosion occurred near Sittard. One crew member lost his life. The pressure blew three other crew members out of the aircraft. They landed safely in Geleen. By then, the bombs had already rolled out of the B 17 and landed between Beek and Geleen, but failed to explode.The plane itself crashed not much further away near the old rectory in Beek. Four of the ten crew members were killed, the remaining men were taken prisoner of war.

Old Rectory Airmen's Memorial

Bijna 300 bommenwerpers namen deel aan de operatie. Met dit toestel liep het mis boven Hasselt, toen het door een Duitse jager werd getroffen. Inwoners van Sittard, Geleen en Beek zagen het gebeuren.Toch slaagde de piloot er aanvankelijk in om het zwaar beschadigde toestel in de lucht te houden, maar bij Sittard volgde een hevige explosie. Een bemanningslid verloor daarbij het leven. Door de druk werden drie andere crewleden uit het toestel geblazen. Heelhuids belandden ze in Geleen. De bommen waren toen al uit de B 17 gerold en tussen Beek en Geleen terechtgekomen maar niet geëxplodeerd.Het toestel zelf crashte niet veel verderop bij de oude pastorie in Beek.Van de tien bemanningsleden waren er vier overleden, de overige mannen werden krijgsgevangen genomen. Fast 300 Bomber waren an der Operation beteiligt. Dieses Flugzeug fand über Hasselt sein Ende, als es von einem deutschen Jagdflugzeug getroffen wurde. Die Einwohner von Sittard, Geleen und Beek haben das Ganze hautnah miterlebt.Dennoch gelang es dem Piloten zunächst, das schwer beschädigte Flugzeug in der Luft zu halten – doch dann kam es bei Sittard zu einer heftigen Explosion. Ein Besatzungsmitglied verlor dabei sein Leben. Durch den Druck wurden drei weitere Besatzungsmitglieder aus dem Flugzeug geschleudert. Wohlbehalten landeten sie in Geleen. Die Bomben rollten bereits aus der B 17 und landeten zwischen Beek und Geleen, explodierten aber nicht.Das Flugzeug selbst stürzte unweit des alten Pfarrhauses in Beek ab. Vier der zehn Besatzungsmitglieder kamen dabei ums Leben, die restlichen Männer gerieten in Kriegsgefangenschaft.

 Vliegeniersmonument Oude Pastorie Fliegerdenkmal Oude Pastorie (Altes Pfarrhaus)

The monument 'Our Lady of Banneux' reminds the inhabitants of Tegelen (Venlo municipality) of the Second World War as well as regaining freedom and peace.EstablishmentDuring the occupation, local residents vowed to erect a monument to Our Lady of Banneux if the danger of war was averted and families were spared. The memorial's creation was an initiative of the neighbourhood association 'Draagt Elkanders Lasten' (Carry Each Other's Burdens).

monument_onze_lieve_vrouw_van_banneux.jpg

'Our Lady of Banneux' Memorial

Het monument ‘Onze Lieve Vrouw van Banneux’ herinnert de inwoners van Tegelen (gemeente Venlo) aan de Tweede Wereldoorlog en aan het herwinnen van vrijheid en vrede.OprichtingTijdens de bezetting deden buurtbewoners de gelofte dat zij voor Onze Lieve Vrouw van Banneux een monument zouden oprichten als het oorlogsgevaar zou worden afgewend en de families zouden worden gespaard. De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van buurtvereniging ‘Draagt Elkanders Lasten’. Das Denkmal „Muttergottes von Banneux“ erinnert die Bürger von Tegelen (Gemeinde Venlo) an den Zweiten Weltkrieg und die Wiedererlangung von Freiheit und Frieden.GründungZu Zeiten der Besatzung gelobten die Einwohner, ein Denkmal für die Muttergottes von Banneux zu errichten, falls die Kriegsgefahr abgewendet und die Familien verschont würden. Die Errichtung der Gedenkstätte geht auf eine Initiative des Nachbarschaftsvereins „Draagt Elkanders Lasten“ (Einer trage des andern Last) zurück.

 Monument ‘Onze Lieve Vrouw van Banneux’ Denkmal „Muttergottes von Banneux“ (Onze Lieve Vrouw van Banneux)

The obelisk was replaced in 1975 by a spire column of white Armenian marble. It was transported from the Soviet Union to the Netherlands in three sections. With the aid of natural stone supplier Dekker from Amersfoort Dutch army engineers placed them on top of each other and glued them together.On 4 May 1975 this ten metres high cenotaph was unveiled to much attention. The top of the column is adorned with the gilded Russian letters CCCP, short for Union of Socialist Soviet Republics. Beneath that it says СЛАВА ГЕРОЯМ. On the wall behind the obelisk the Dutch translation reads: Praise to the heroes.Underneath the hammer and sickle, the symbol of the Soviet Union, is inscribed in Dutch and Russian the gilded text: ‘To the combatants of the Soviet army who died in the struggle with the German usurper, 1941 – 1945.’The graves at the Soviet War Cemetery lie on either side of the central passage. The cenotaph stands at the end of it.Source: <a href="https://sovjet-ereveld.nl/" rel="noopener noreferrer" target="_blank" style="color: rgb(5, 99, 193);">Soviet War Cemetery Foundation</a>

Obelisk

Obelisk Soviet War Cemetery 

De obelisk werd in 1975 vervangen door een nieuwe spitszuil van wit Armeens marmer. Deze is in drie delen per vrachtwagen naar Nederland vervoerd vanuit de Sovjet-Unie. De genie uit Wezep heeft met behulp van het natuursteenbedrijf Dekker uit Amersfoort de onderdelen op elkaar geplaatst en aan elkaar gekit.Op 4 mei 1975 is dit tien meter hoge monument onder grote belangstelling onthuld. In vergulde Russische letters staat bovenaan de zuil: CCCP, de afkorting van Unie van Socialistische Sovjet-Republieken. Daaronder staat: СЛАВА ГЕРОЯМ. De Nederlandse vertaling ervan staat op de muur achter de obelisk: Lof aan de Helden.Onder de hamer en sikkel, het symbool van de Sovjet-Unie, staat in Nederlands en Russisch in verguld goud de tekst: ‘Aan de strijders van het Sovjetleger die omgekomen zijn in de worsteling met de Duitse overweldiger, 1941 – 1945’.De graven op het Sovjet Ereveld liggen aan weerszijden van een middenpad. Het gedenkteken staat aan het einde van dit pad.Bron: <a href="http://www.sovjet-ereveld.nl/" rel="noopener noreferrer" target="_blank" style="color: rgb(5, 99, 193);">Stichting Sovjet Ereveld</a>

 Obelisk Sovjet Ereveld

In the second half of November 1944, British troops reached the river Meuse in North Limburg and Afferden, located on the east bank, ended up in the line of fire. At the end of 1944, retreating German soldiers blew up the mill, a fate that befell numerous mills in North and Central Limburg. After all, tall buildings could serve as lookouts for the advancing Allies. After the war, plans were immediately made to restore the mill to its former glory. That did not happen because of the high costs. Nevertheless, the mill was saved because when the St. Joseph mill in Heide-Venray was demolished in the 1950s, parts of it were transported to Afferden for rebuilding. In 1958, the flour mill could be put into use again.

Molen 't Rimpelt, Afferden

Flour mill ‘Nooit Gedacht’ 

In de tweede helft van november 1944 bereikten Britse troepen de Maas in Noord-Limburg en kwam het op de oostoever gelegen Afferden in de vuurlinie terecht. Eind 1944 bliezen terugtrekkende Duitse soldaten de molen op, een lot dat talrijke molens in Noord- en Midden-Limburg trof. Hoge gebouwen konden immers als uitkijkpost dienen voor de oprukkende geallieerden. Na de oorlog werden meteen plannen gemaakt om de molen in zijn oude luister te herstellen. Dat ging niet door vanwege de hoge kosten. Toch lukte het om de molen te redden want toen de St. Josephmolen in Heide-Venray in de loop van de jaren vijftig onder de slopershamer viel, werden onderdelen ervan naar Afferden getransporteerd voor de herbouw. In 1958 kon de korenmolen opnieuw in gebruik worden genomen. In der zweiten Novemberhälfte 1944 erreichten britische Truppen die Maas in Nord-Limburg und das am Ostufer gelegene Afferden geriet in die Schusslinie. Ende 1944 sprengten deutsche Soldaten, die sich auf dem Rückzug befanden, die Mühle – ein Schicksal, das viele Mühlen in Nord- und Mittel-Limburg ereilte. Hohe Gebäude konnten schließlich als Aussichtsposten für die vorrückenden Alliierten herhalten. Nach dem Krieg wurden sofort Pläne geschmiedet, die Mühle in ihrem alten Glanz wieder aufzubauen. Wegen der hohen Kosten, verwarf man dies jedoch wieder. Die Mühle konnte dennoch gerettet werden. Als die St. Josephmühle in Heide-Venray im Laufe der 1950er Jahre abgerissen wurde, wurden Teile davon zum Wiederaufbau nach Afferden transportiert. 1958 wurde die Getreidemühle wieder in Betrieb genommen.

 Korenmolen ‘Nooit Gedacht’  Getreidemühle „Nooit Gedacht“ 

The plaque commemorates the fierce battle that men of the British Queen's Royal Regiment fought in the capture of the lock at Panheel on 14 November 1944. The undamaged capture of the lock was conditional to making operation “Nutcracker” a success. Phase one of this British offensive involved a crossing of the Wessem-Nederweert Canal, which had been the front line since the end of September 1944. If this succeeded, an important step would have been taken towards the ultimate goal: the expulsion of the German troops from their bridgehead on the western bank of the river Meuse in North and Central Limburg. Possession of the lock, which was situated at the beginning of the canal, was essential. Whoever possessed the complex could control the water level in the Wessem-Nederweert canal. Due to the rather steep banks, a crossing with amphibious vehicles was only possible if the water was at a normal level. Although fierce fighting broke out here and there afterwards, both the damage-free capture of the lock and the continuation of Operation Nutcracker went according to plan. Between 14 November and the beginning of December, the German army was driven off the western bank of the Meuse.

Panheel Lock Plaque

Die Gedenktafel erinnert an den erbitterten Kampf, den sich die Männer des britischen Queen’s Royal Regiment bei der Eroberung der Schleuse von Panheel am 14. November 1944 lieferten. Bedingung war, dass die Schleuse unbeschädigt erobert werden sollte, damit die Operation „Nutcracker“ gelingt. Phase eins dieser britischen Offensive beinhaltete die Überquerung des Wessem-Nederweert-Kanals, der seit Ende September 1944 die Frontlinie bildete. Sollte dies gelingen, wäre ein wichtiger Schritt in Richtung des Endziels getan: die Vertreibung der deutschen Truppen aus ihrem Brückenkopf am Westufer der Maas in Nord- und Mittel-Limburg. Die Eroberung der Schleuse, die sich am Anfang des Kanals befand, war essentiell. Wer die Anlage besaß, konnte den Wasserstand im Wessem-Nederweert-Kanal kontrollieren. Aufgrund der recht steilen Ufer war eine Überfahrt mit Amphibienfahrzeugen nur bei normalem Wasserstand möglich. Obwohl es anschließend hier und dort zu heftigen Kämpfen kam, verliefen sowohl die Eroberung der Schleuse als auch die Fortsetzung der Operation „Nutcracker“ nach Plan. Zwischen dem 14. November und Anfang Dezember wurde die deutsche Armee vom Westufer der Maas vertrieben. De plaquette herinnert aan de felle strijd die manschappen van het Britse Queen’s Royal Regiment leverden bij de verovering van de sluis bij Panheel op 14 november 1944. Voorwaarde was dat de sluis onbeschadigd ingenomen moest worden om operatie ‘Nutcracker’ tot een succes te maken. Fase één van dit Brits offensief behelsde een oversteek van het kanaal Wessem-Nederweert, dat sinds eind september 1944 de frontlijn vormde. Als die slaagde was een belangrijke stap in de richting van het einddoel gezet: de verdrijving van de Duitse troepen uit hun bruggenhoofd op de westelijke Maasoever in Noord- en Midden-Limburg. Het bezit van de sluis, die aan het begin van het kanaal lag, was essentieel. Wie het complex in handen had, kon de waterstand in het kanaal Wessem-Nederweert controleren. Door de tamelijk steile oevers was een oversteek met amfibievoertuigen alleen mogelijk als het waterpeil op een normaal niveau lag. Hoewel naderhand hier en daar hevige gevechten uitbraken, verliepen zowel de schadevrije verovering van de sluis als het vervolg van operatie ‘Nutcracker’ volgens plan. Tussen 14 november en begin december werd het Duitse leger van de westelijke Maasoever verdreven.