Nederland / Verhaal

Burgers gevangen tussen twee vuren


Markeren

Deel

Route


De strijd rond de verkeersbrug trof niet alleen Britten en Duitsers, maar ook Nederlandse burgers. Veel van de mensen die rond de brug woonden, scholen in hun kelders totdat de situatie te gevaarlijk werd en zij tijdens de gevechten en tussen de strijdende partijen door zichzelf in veiligheid moesten zien te brengen. Een van deze families die dit overkwam, was de familie Hoefsloot.

Aan de Eusebiusbuitensingel 59, waar nu het kantoorgebouw van Rijkswaterstaat staat, woonde in de oorlogsjaren de familie Hoefsloot; Oma en Tante Con op de begane grond, samen met een verpleegster, en op de eerste verdieping de 22-jarige Piet met zijn 10 broertje en zusjes in de leeftijd van 5 tot en met 21 jaar en hun moeder. Op zondagavond 17 september vluchtten zij de kelder van het gebouw in als zij buiten horen schieten. Al snel werd duidelijk dat er Britse soldaten in de omgeving waren en zich ingroeven of verschansten in gebouwen, onder andere de Van Limburg Stirumschool aan de overkant.

Gedurende de volgende dag bleef de familie in de kelder terwijl zij buiten het lawaai van de gevechten tussen de Britten en de Duitsers hoorden. Een angstige nacht in de kelder volgde, en op dinsdag 19 september werd de situatie te gevaarlijk voor de familie. Verschillende huizen van hun buren stonden in de brand en het huis van de familie Hoefsloot kon ook elk moment in de brand gaan. De familie besloot te vluchten. Gewapend met een wit laken ging Piet naar de Britten om hen te vragen wat te doen. Een Britse soldaat gaf aan dat zij via het viaduct naar de westkant van het talud moesten gaan. Om 4 uur in de middag, nadat het schieten verminderde, vertrok de familie.

Piet gaf in 2012 het relaas: “Het was een hele stoet. Karel en ik liepen voorop met het witte laken, daarna kwamen de zusjes met de fietsen met enige bagage, het dienstmeisje, de verpleegster met onze grootmoeder in de rolstoel en tante Con en vervolgens mijn moeder met de vier jongste kinderen bij zich. Zusje Conny kwam als laatste en sloot de 16-koppige colonne af. Wij waren ons totaal niet bewust van de gevaren om ons heen, maar het kan niet anders dan dat de Duitsers ons met de witte vlag goed gezien moeten hebben. Toen wij het viaduct naderden werden wij(?) of de brug(?) echter wel beschoten. Wij zochten een schuilplaats tussen de meters dikke pilaren van de brug, hetgeen onze redding was. Toen ook deze schietpartij even ophield, holden wij naar de huizenrij aan de overkant (aan het zuidelijk uiteinde van de Eusebiusbinnensingel), waar wij werden binnengeroepen door een Engelse soldaat”.

De familie kwam in een kelder terecht waar ook andere Arnhemse burgers scholen. Na weer een angstige nacht kregen zij te horen dat het daar ook te gevaarlijk was en nu moesten zij geheel uit het gevechtsgebied vertrekken. Via de Hofstraat en de Markt vluchtte de groep weg van de gevechten totdat zij door Duitse troepen naar de Koningsstraat werden gestuurd. Daar werden de identiteitspapieren van Piet en de vriend van zijn zus, Karel, gecontroleerd om zeker te stellen dat zij geen Britten in burgerkleding waren. Pas daarna mochten zij het gevechtsgebied geheel verlaten en gingen zij naar familie aan de Bakenbergseweg in Arnhem-Noord.