Nederland / Verhaal

Explosiegevaar


Markeren

Deel

Route


Zeven maanden strijd hadden van de Neder-Betuwe een woestenij gemaakt. Er was enorme schade aan woningen en schuren die soms ook nog ondermijnd waren. Landbouwgronden en de boomgaarden van het bekende Betuwse fruit waren geïnundeerd, verwaarloosd en beschadigd door beschietingen.

Op verschillende plaatsen, verspreid over Neder-Betuwe, lagen mijnen die snel opgeruimd moesten worden. In de gebieden waar hevig gevochten was, zoals in Dodewaard, Opheusden, Kesteren en Ochten lag overal oorlogsmaterieel; van kapot geschoten tanks en andere voertuigen tot rondslingerende uitrustingstukken en onontplofte munitie. Borden en afzettingen attendeerden de inwoners op het gevaar. Er was ook een gevaar voor de volksgezondheid door honderden kadavers van vee en huisdieren die her en der lagen te rotten.

De strijd had ook zijn tol geëist aan manschappen, zowel Duitse als geallieerde soldaten. In de meeste dorpen waren noodkerkhoven ingericht. Her en der lagen nog individuele soldaten verspreid. Een van hen was Cecil Howard Robertson, soldaat van het King's Royal Rifle Corps. Hij sneuvelde tijdens gevechten bij Opheusden op 29 september 1944. Na de oorlog zijn honderden militairen herbegraven op de begraafplaatsen in Oosterbeek, Margraten en Ysselsteyn, afhankelijk van hun nationaliteit. Na een tijdelijk noodgraf in Opheusden, ligt Robertson nu begraven in Oosterbeek.

Het gevaar voor de onontplofte munitie bleef nog jaren bestaan. Helaas zijn spelende kinderen verschillende keren het slachtoffer geworden van ontploffingen. Tot de laatste slachtoffers behoort het pasgetrouwde paar Boesveld-Gortzak uit Zaltbommel. Tijdens een wandeling langs de Waal bij Zaltbommel op 30 juni 1964 stuitten zij op munitie. H. Boesveld was opslag dood, zijn echtgenote raakte gewond. Nog steeds wordt er gevaarlijke munitie uit de Tweede Wereldoorlog gevonden en onschadelijk gemaakt.